(1920) (euf.) borrel; sterke drank. Eerder (19e eeuw) had men het in de volksmond over: troost der armen. Zie echter ook: bakkie troost (onder bakkie bruin). .. • Hij neemt een glaasje troost der armen. Als de arme nergens uitkomst meer ziet , dan neemt hij zijne toevlucht tot de jenever. (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• (A.E. B. Herroem: Bacchus in spreekwoordentaal, aangetoond in eenige honderden spreekwoorden en spreekwoordelijke gezegden. 1874)
• Een borrel heet: een hartversterking, een pierenverschrikker, een kopje troost, terwijl men in de tijd van Oom Stastok sprak van een glaasje, ‘erger dan de cholera’. (De Nieuwe Taalgids. Jaargang 14. 1920)
• Troost. Troost komt in verschillende samenstellingen of uitdrukkingen voor in de betekenis 'borrel' of'sterke drank'. Omstreeks 1874 werd een borrel wel een glaasje troost der armen genoemd. De Utrechtse taalkundige De Vooys signaleerde in 1920 dat een borrel een kopje troost werd genoemd. Overigens werd de 'troost' soms echt in een kopje geserveerd, bijvoorbeeld in gelegenheden zonder drankvergunning (zie ook bij koffie). Een fles met sterke drank werd troostfles genoemd, whisky heette ook troostwater en bij begrafenissen schonk men vroeger troostelwijn of troost(el)bier. De Duitsers kennen Tröster voor sterke drank, de
Engelsen soother 'susser, trooster', soothing syrup 'troostsiroop' en cup of comfort 'kopje troost'. (Ewoud Sanders: Borrelwoordenboek. 1997)
• (Paul van Riel: Kroegwoordenschat. 1998)
• Pa zat voortdurend met z'n kop in de kasboeken en nam daarbij steeds vaker een borrel troost. (Floortje Zwigtman: Een groene bloem; schijnbewegingen; tegenspel; spiegel
• Hij neemt een glaasje troost der armen. Als de arme nergens uitkomst meer ziet , dan neemt hij zijne toevlucht tot de jenever. (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• (A.E. B. Herroem: Bacchus in spreekwoordentaal, aangetoond in eenige honderden spreekwoorden en spreekwoordelijke gezegden. 1874)
• Een borrel heet: een hartversterking, een pierenverschrikker, een kopje troost, terwijl men in de tijd van Oom Stastok sprak van een glaasje, ‘erger dan de cholera’. (De Nieuwe Taalgids. Jaargang 14. 1920)
• Troost. Troost komt in verschillende samenstellingen of uitdrukkingen voor in de betekenis 'borrel' of'sterke drank'. Omstreeks 1874 werd een borrel wel een glaasje troost der armen genoemd. De Utrechtse taalkundige De Vooys signaleerde in 1920 dat een borrel een kopje troost werd genoemd. Overigens werd de 'troost' soms echt in een kopje geserveerd, bijvoorbeeld in gelegenheden zonder drankvergunning (zie ook bij koffie). Een fles met sterke drank werd troostfles genoemd, whisky heette ook troostwater en bij begrafenissen schonk men vroeger troostelwijn of troost(el)bier. De Duitsers kennen Tröster voor sterke drank, de
Engelsen soother 'susser, trooster', soothing syrup 'troostsiroop' en cup of comfort 'kopje troost'. (Ewoud Sanders: Borrelwoordenboek. 1997)
• (Paul van Riel: Kroegwoordenschat. 1998)
• Pa zat voortdurend met z'n kop in de kasboeken en nam daarbij steeds vaker een borrel troost. (Floortje Zwigtman: Een groene bloem; schijnbewegingen; tegenspel; spiegeljongen. 2015)