troost
(1920) (euf.) borrel; sterke drank. Eerder (19e eeuw) had men het in de volksmond over: troost der armen. Zie echter ook: bakkie troost (onder bakkie bruin). • Hij neemt een glaasje troost der armen. Als de arme nergens uitkomst meer ziet , dan neemt hij zijne toevlucht tot de jenever. (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlands...