Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 25-05-2021

steel

betekenis & definitie

(17e eeuw) (inf.) mannelijk geslachtsorgaan. ‘Op zijn steel staan’ betekent: copuleren. Vgl. ‘op zijn elfde* vinger staan.’

• Steel beteekend eerst dat endje, daar aan de vrugten hangen: waar van, het steeltje is nog groen: het welk wanneer het van een grijsaard gesegt werd, soo heeft het een seer kragtige beteekenis. (W.A. Winschooten: Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Neederlandse Konst, en Spreekwoorden.... die uit de Seevaart sijn ontleend. 1681)
• Ik dig je handjes als ze wriemelen bij m'n steel
Ik dig mijn pijpje als het gloeit in mijn keel. (Armand: Vrije mensen, blije kinderen. 1974)
• Een enkele muzikaal begaafde antihomo zong de toen gangbare korte smartlap: wij zijn de homosexuelen, wij hebben poep aan onze stelen! (Albert Mol: Zo zijn. 1984)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
• (Arendo Joustra: Homo-erotisch woordenboek. 1988)
• Op zijn steel staan: coïteren. (M.A. van den Broek: Erotisch spreekwoordenboek. 2002)
• (Heidi Aalbrecht & Pyter Wagenaar: Woordenboek van het Algemeen Onbeschaafd Nederlands. 2013)