Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 25-05-2021

stash

betekenis & definitie

(1975) (Eng.) (drugs) geheime bergplaats, opslagplaats van drugs (of wapens); voorraad drugs voor eigen gebruik. In het Engelse taalgebied wordt de term in deze betekenis sedert 1937 gebruikt.

• ‘Stash’, verstopplaats (in auto bijv.) voor drugs. (De Telegraaf, 01/02/1975)
• Onder harddrugs rekende hij ook cocaïne, dus verzocht hij Freddy om zijn cokestash, die hij in het doosje om zijn nek meedroeg, af te geven. (Gerben Hellinga: Merg en been. 1985)
• ... het met zekerheid bepalen van herkomst, en dus naam en kwaliteit, van de 'stash', is voorbehouden aan de echte kenners. (het Parool, 21/02/1987)
• Hash, stash, z'n stukje is een vrij openlijke liefdesverklaring aan marihuana. (Haagse Post, 25/04/1987)
• De geheime ruimte die daardoor is ontstaan, wordt benut als een 'stash' voor cocaïne. (Nieuwe Revu, 28/06/1995)
• Dan werd het door Colombianen geleverd vanuit een stash, een opslagplaats op het eiland, en kostte het 2500 dollar. (John van den Heuvel & Bert Huisjes: De Gevallen Engel. 2009)
• ‘We kunnen toch wel een extra stash aanleggen?’ protesteerde Steven pissig. (Pieter Bart Korthuis: Penoza. 2010)
• In het Friese dorp Kimswerd zou op een boerderij een “wapenstash” zijn van de Hells Angels in Harlingen en Amsterdam. (Paul Vugts: De strijd tegen de Amsterdamse onderwereld. 2011)
• Tot Kok in 1996 en 2000 tot langdurige celstraffen wordt veroordeeld als de politie in woningen ‘stashes’ met grote partijen professioneel wapentuig heeft gevonden. (Het beste uit Koud bloed. 2013)