Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-05-2021

stalen ros

betekenis & definitie

(19e eeuw) (cliché) fiets. Vgl. Duits: Stahlross. De spoortrein werd vroeger wel eens 'het ijzeren ros' genoemd.

• Nu eens geheel los op zijn wiel zittende, het alleen door wendingen van het lichaam besturend, dan als een amazona aan ééne zijde gezeten, vervolgens met het achterwiel van den grond, ja zelfs op het zadel staande, wist de behendige wielrijder zijn stalen ros voort te bewegen. (Leeuwarder Courant, 15/08/1888)
• ‘Vrienden,’ zei Arnold, die nog in zijne weeke stemming verkeerde, ‘laten wij onze stalen rossen in ontvangst nemen. Ginds staan ze, heel aan het einde van het perron.’ (C.J. Kieviet: De club op reis. Een jongensboek. 3e druk 1907)
• Zijn fiets - een echte rammelkast, waaraan schier iederen dag wat te repareeren viel, - was gebroken. Ieder, die er verstand van meende te hebben, had al lang voorspeld, dat het gebeuren zou, en daarbij gevoegd, dat het den woesten rijder minstens den hals zou kosten, gezwegen van zijn armen en beenen. Doch alles scheen zoo vast aan zijn corpus te zitten, dat hij er tot verbazing van al zijn maats slechts met een paar schrammen was afgekomen. Maar toen zijn stalen rossinant gebroken was, had een razende woede hem bevangen. (Joh. H. Been: De zwerftochten van Kakkerlak. 1921)
• Voor twintig cent per dag waren hun stalen rossen opgeborgen. (J.P. Baljé: De vlegeljaren van een H.B.S.-er. 1931)
• Met een vaartje van nul komma negen sprong hij op zijn stalen ros en peddelde weg. (Marcel J.A. Artz: Achter ronkende motoren. 1932)
• Mijn mooie stalen ros met dat zwarte tankje als een struisvogelei ... (Jan Wolkers: De perzik van onsterfelijkheid, 1980)
• De opdracht was om bij het bekend worden van de geboorte direct naar de Chassé kazerne in Breda te komen, want de dag na de geboorte zou 6 riparade maken door het hart van de Baroniestad. Ik besteeg dan ook direct mijn stalen ros. (Maarten Schakel: De laatste der mannenbroeders. Politicus met een ideaal. 1982, 2e druk)
• Toen was hij opgesprongen, had mij het kopje aangereikt, dat, leeg, naast hem op de vloer stond, had zijn cape weer omgehangen en was, door mij gevolgd, de tuindeur uitgestapt, waar in de schaduw der bomen het ‘stalen ros’, als hij zei dat men wel zei, geduldig stond te wachten. (Martinus Nijhoff: Kritisch en verhalend proza (Verzameld werk II. 1982)
• Hij betreurt het dat hij de wapenen heeft moeten weghangen en dat zijn strijdros nu op stal staat (barbed steed: Burgersdijk vertaalt ‘geharnast ros’ en Komrij ‘stalen ros’, wat het verrassende beeld oproept van een korps wielrijders in 1471). (Frans Kellendonk: De veren van de zwaan. 1987)
• Met het stalen ros aan de hand was hij naar huis gerend ... (Rijk de Gooijer en Eelke de Jong: The best of Koos Tak, 1988)
• Stalen Ros: fiets. Nog zo’n archaïsme. Heeft hoogtijdagen gekend in de vijftiger jaren, gevleugelde uitdrukking in MULO-opstellen. Het stalen ros werd gewoonlijk 'bestegen' waarna de wielrijder(ster) herwaarts 'peddelde. (het Vrije Volk, 19/06/1989)
• Jack scheurde op zijn stalen ros over de trambaan. Het rammelende brikkie knalde hij neer voor café De Rotte Rat. (Diana Ozon: Kraker Jack. 1991)
• Vreemd rechtop gezeten, alle wetten der aërodynamica aan hun laars lappend, zaten ze op hun fiets, die officieel rijwiel heette, en vroeger wel gekscherend ‘het stalen ros’ werd genoemd door schrijfsters van meisjesboeken. (Bob den Uyl: Er kon niets verkeerd gaan. 2005)
• Soms keer ik in wanhoop terug naar het stalen ros dat hoog aan een haak in de garage hangt. (Peter Winnen: Pedaalridder. 2007)
• Hij passeert twee vrouwen die onder aan de brug in tenniskleding met hun ijzeren ros tussen hun benen staan te praten. (Sophie Zijlstra: De verlossing van Liesbeth Bede. 2016)
• Bij het kijken naar wielrenners die hun stalen ros een berg op jagen, zit er een soort glans in je ogen. (Dimitri Leue: Het Lortchersyndroom. 2016)