Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 20-07-2023

ros

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (Barg.) hoofd. Andere Bargoense termen hiervoor: ballon*; kanes*; kiebes*; klabbes*; klapbes*; knar*; knerp*; neut*; parg*; patet*; rausje*; test*; treiter*.

• Wij belenzen het later bij het neref van een winkel; het is echt spul. „Jongen", zeg ik tegen de „slappe", „houdt het goed gewoerem " en laten wij naar moeder Jans (81) gaan, want die „Scheele" is een griek en hij kon het wel in zijn ros krijgen, ook ons te versliegenen .... (De locomotief: Samarangsch handels- en advertentieblad, 23/04/1881)
• Ros , hoofd. (Patoisj Hebreeuwsch: roustj.) (Onze Volkstaal. Deel 3. 1885. Alphabetische Woordenlijst van het Bargoensch)
• Ros, (barg.), hoofd, (hebr. roosj). Zie Rosj. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• je moet je fikken thuis houwe ouwe gazzer, anders haal ik je de oogen uit je gemeene ros. (Leeuwarder Courant, 28/08/1905)
• Ak d'r effe over geprakkezeerd had, zee ik, da'k daar niet voor te porre was, omda'me dan alle drie een sleuteltje moste hebbe en as één van ons 't in z'n ros zou krijge om naar Amerika te gaan, ie alleen maar effe naar de Botersloot had te tippele, om heel de poet, waar me eerlijk met z'n drieje op gepeest hadde, te lichte en mee te neme. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• Je maas zeker loene in je ros om bij Blanke Dien een loentje uit te gooien om een kabeljauw te vangen! (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)
• Ros, Plat voor hoofd, lichaam. Wou je 'n tik voor je ros? (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2) (19e eeuw) (inf.) klap; trap, ransel, slaag. 'Iemand ros geven'. Afgeleid van 'rossen' in de zin van 'afrossen'.

• (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Nou had ik zo gedacht, dat jij je vent an ónze kant moet brengen. Dat is beter dan 'n pak ros. (Jan Mens: Er wacht een haven. 1950)
• (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981)
• Hoe, in vredesnaam, kwam hij uit deze netelige situatie? De bal een geweldige ros geven? (Nieuwe Revu, 07/12/1994)
• Toen heb ik 'm weer 'n ros gegeven. (Nieuwe Revu, 15/07/1998)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• Hij krijgt een ros in zijn rug van Errol: “Hufter.” (Jan Eilander: Raffie. 2005)
• Sterker nog: ik heb zelf iemand wel eens een goeie ros voor z'n bek verkocht. (Nieuwe Revu, 16/06/1999)
• Hij pakte het singletje uit mijn handen. Oh, was ik maar dood? Laat dat maar niet aan Nel zien, anders krijg jij ook nog een ros. (Jan Eilander: What's on a man's mind? 2007)
• Hij stormde dan in zijn pyjama de kamer van Barry binnen om zijn alternatieve halfbroer een ros te geven. (Joris van Calsteren: Lelystad. 2008)
• Maar je hebt ook opgeschreven dat ouwe vrouwen theezakkies hebben. Straks krijg ik ineens een ros voor mijn harses. (Eva Hoeke: De stad, de kroeg en de man. 2014)
• En toch heeft Aurélie zin om ook een ros tegen dat ding te geven. (Jamal Ouariachi: Een honger. 2015)

3) (16e eeuw, vero.) (Barg.) bier.

• (Der fielen rabauwen oft der Schalcken vocabulaer. 1563)
• (J.G.M. Moormann: De geheimtalen. 1934)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

4) (1996) (inf.) rosbeef. Zie ook: broodje* ros.

• 'Een uitsmijter ros en een biertje!' zei Balk tegen de ober die was komen toelopen. (J.J. Voskuil: Meneer Beerta. Het Bureau 1. 1996)
• Doe mij er dan maar eentje met ros en eentje met tonijn. (Michiel Eijsbouts: Dat zei mijn vrouw vannacht ook al. 2011)