Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 22-07-2023

soebatten

betekenis & definitie

(1641) (inf.) vleiend, op een onderdanige manier vragen; smeken en bidden. Gevormd van het Mal. 'sobat' (vriend), dat eigenlijk aan het Arabisch is ontleend. Eigenlijk: steeds het woord 'vriend' in de mond nemen en dus vleien, 'zich als een vriend voordoen'. Een 'soebatter' is een flikflooier.

• Deze had na veel beloften en soebatten van zijne vrouw verlof gekregen om eenige vrienden bij zich aan tafel te noodigen, tevens had zij hem beloofd dat zij zich gedurende den maaltijd bedwingen en hare opperheerschappij niet toonen zou. (De Taalgids. Achtste Jaargang. 1866)
• soebatten o. werkw., mooi praten, smeken. Hij heeft er wat om gesoebat, en toch heeft al dat soebatten, huichelen en kruipen hem niet kunnen helpen. (J. Bouman: De Volkstaal in Noord-Holland. Inhoudende een lijst van woorden, die in deze provincie meer of minder gebruikelijk zijn. 1871)
• Maar hij wier kwaad en wou niet in huis komme; daarom gong de vader na 'm toe en smeekte en soebatten 'm. (Johan Winkler: Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. 1874)
• Dan was 't toch weer smeke-n- en soebatte of ze maar weer goed wou worde... (Frans Coenen: Zondagsrust. 1902)
• „Mau, kijk u is góéd, as zij ’t zoo zéker zeit,” soebatte moeder opnieuw, vergeefs ’r oogen op ’t zonnegespartel verblindend. (Herman Heijermans: Kleine Verschrikkingen. 1904)
• „Praten!” , sprak-ie verwilderd: ,,’k kan alleen uitstel van executie vragen! ’k Kan ze soebatten, de markt van vandaag af te wachten! (Herman Heijermans: Biecht eener schuldige. 1905)
• Maar... met hangende pootjes naar den meester toegaan en als een peurwurm van een jaar of zes te soebatten en te smeeken of hij alsjeblieft weer terug mocht komen, met een suikermondje beloven dat hij zoet zou wezen, de handjes op de knieën leggen en de voetjes netjes bij elkaar.... O, hij kon het niet, hij kon het niet. (Joh. H. Been: Paddeltje, de scheepsjongen van Michiel de Ruijter. 1908)
• 'k Had 'r den vorigen nacht nog bij me boven genomen .... Was ze om komme soebatten. (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• Neime jullie Sientje en Doantje mei.... soebatte Neel weer. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• ‘'k Zal Maandag naar 'm toegaan, Nol,’ beloofde ik en sting bekant te soebatte, om 't weer goed te make. ‘Zeg me maar, waar 'k me briefie voor toegang hale mot.’ (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935)
• Indische woorden: Uitkomen (van Holland naar Indië). Een oudgast. Piekeren. Een negerij. Soebatten (vleiend vragen). Zich lekker maken (door z’n Europese kleren te verwisselen voor z’n Indische huiskleren). Brani. Wat ’n soesah. (J.M. Ackett: Stijlstudie en stijloefening. 1944)
• ‘O, wijst de contrôle dat uit?!’, schorde het oudje, bleef weer steken en begon te soebatten: ‘toe, mijnheer! Maak er een eind aan! Geef ons ook steun.' (Willem van Iependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1951)
• Hij kon hem niet gaan zitten soebatten als een smekeling. (A.M. de Jong: Het geslacht Verhagen. 1956)
• Sophie kon lang soebatten voor zij hem terugzag! (Johan Fabricius: Luie stoel. 1957)
• En laat die slagersknul maar een tijdje soebatten. (Jan Mens: De kleine waarheid (1967)
• Tegenover de buitenwereld kon ze, als het om een gunst ging, pluimstrijken en draaien en soebatten dat je er beroerd van werd. (Joop Waasdorp: Welkom in zee! 1970)
• Geen tranen tot ik me opsloot in mijn kamer en ze aan de andere kant liet soebatten of ik er weer uit wilde komen. (Anja Meulenbelt: De schaamte voorbij. 1976)
• Bijna vijf jaar lang De Grote Held van een opstand te zijn - en dan met je hoed in de hand om vergiffenis te komen soebatten! (Johan Fabricius: De Java-oorlog van 1825 tot 1830. 1977)
• Ik kon soms minutenlang op de grond liggen soebatten om mijn oude poes over te halen mij weer eens een kopje te geven …. (Renate Rubinstein: Niets te verliezen en toch bang. 1978)
• Hoe mijn vrouw ook soebatte – ik bleef koppig zitten. (Simon Carmiggelt in het Parool, 08/05/1982)
• ‘Ha-ha,’ lachte hij vreugdeloos, maar hij liet zich na enig soebatten met een ‘Baat het niet, dan schaadt het niet’ overhalen. (Remco Campert: De Herm en Miepje Kurk Story. 1983)
• Drie weken lang liep ik mijn vader te soebatten en te smeken totdat hij toegaf … (J.M.A. Biesheuvel: Zeeverhalen. 1985)
• (Richard Cress: Petjoh. Woorden en wetenswaardigheden uit het Indische verleden. 1998)
• Om een Maleis woord te gebruiken: papa ging soebatten - smeken. (Theodor Holman: Hoe ik mijn moeder vermoordde. 1999)
• (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)
• Na enig soebatten heeft mijn grootmoeder het voor mij gekocht. (Marjan Berk: Rijk! 2008)
• ’s Nachts in bed soebatte ik bij de God aan wie ik niet meer geloofde of het de hele zomer uitstekend weer kon zijn, dag na dag. (Joost Zwagerman: Grote groet uit Zwagerland. Samengesteld door Maria Vlaar. 2018)