Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-05-2021

snavel

betekenis & definitie

(19e eeuw) (inf.) (voorheen: bek van een vogel) mond; soms ook: gezicht. Ook als gezegde tegen kinderen, voor het slapen gaan: 'oogjes dicht en snaveltjes toe.' Het WNT citeert Van Zeggelen (1838): “Och, hou den snavel, malle vent!” Volkse syn. voor mond: babbel*; bakhuis*; bakkes*; bek*; boterhammenschuif*; boterschuif*; brievenbus*; broodmolen*; eethoek*; eetsalon*; eetklep*; eetplaats*; eetwerk*; gebbe*; gieber*; gleuf*; gofferd*; grabbel*; hapsnap*; kakelaar*; kakement*; klep*; klepper*; kuchmolen*; kwebbel*; kwek*; kwekker*; laadklep*; lazarusklep*; maalder*; machine*; melerik*; moffo*; molen*: mondwerk*; morf (murf)*; muil*; pan*; rammelkast*; ratel*; reep*; retteketet*; scheur*; schreeuwer*; schuurdeur*; slaaibek*; slurf*; smikkel*; smoel*; smoelement*; snaaiem*; snater*; snazzel*; snoet*; spleet*; spongat*; straatje*; tas*; tater*; tetter*; teut*; toet*; toeter*; trul*; vreetbak*; vreten*; vretensbak*; wafel*; wauwel*; zwets*.

• ‘Hij is op 'n begraffenis geweest, kijk z'n handjes maar....’ lacht een juffrouw hardop, en de dikke burgerman, die naast haar zit, roept goedig: ‘Neem 'n kurk en maak je snavel zwart!’ (Justus van Maurik: Oude kennissen. 1909. Tweede druk)
• Hou je snavel dan - geef de kam 'reis. (Justus van Maurik: Op reis en thuis. 1912)
• Je snafel toé jij... of ik sâ je in je kuif pikke!... schoot hij los naar Ans.... (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• ’t Water loopt je uit je snavel als je ’t ziet. (Jan Mens: Er wacht een haven. 1950)
• Ik zou die stomme snavel maar potdicht houden. (Gerard Reve: Op weg naar het einde. 1963)
• 'Houd je snavel,' roept een van de gevangenen. (Maarten ‘t Hart: Ik had een wapenbroeder. 1971)
• Hou je snavel en vecht als een vent! (Roobjee: Vincent en Astrid van Gogh verdwijnen in een korenveld. 1977)
• ... en over alle door haar gesmade en beledigde personen heeft ze haar snavel niet meer opengedaan. (W.F. Hermans: Houten leeuwen en leeuwen van goud. 1979)
• Hou je snavel nou 's dicht. (René Appel: Van kwaad tot erger. 1996)
• Hou je snavel eens! (Rinus Ferdinandusse en Tomas Ross: De mannen van de maandagochtend. 2003)
• Mondje dicht en snaveltje toe, hè? (Sjanti Mahabier: De Keizer van Rotterdam. 2009)
• Traag liet Edwin zijn fikken van Nolla’s snavel naar andere, even interessante gebieden wegglijden. (Pjeroo Roobjee: Een mismaakt gouvernement. 2010)
• Toen ze klaar was wees ze naar mijn bed en zei: ‘Hopsakee, oogjes dicht en snaveltjes toe.’ (Kim van Kooten: Lieveling. 2015)
• ‘Hou nou maar je snavel,’ zei de meester. (Özcan Akyol: Turis. 2016)
• En al die kiezen zaten opeens los. Te pas en vooral te onpas kwam hij met open snavel naast me staan om die wiebelige molenaartjes te demonstreren. (Sylvia Witteman: Thuis mag ik niet zeuren. 2016)
• Kan je die gabber van je een beetje in de smiezen houden daar in die zandbak, dat-ie niet te veel in zijn snavel schuift? (Kluun: DJ. 2017)
• “Hou nou maar je snavel,” zei de meester. “Het is mooi geweest voor vandaag.” (Özcan Akyol: Toerist. 2020)