Wat is de betekenis van Snavel?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

snavel

(19e eeuw) (inf.) (voorheen: bek van een vogel) mond; soms ook: gezicht. Ook als gezegde tegen kinderen, voor het slapen gaan: 'oogjes dicht en snaveltjes toe.' Het WNT citeert Van Zeggelen (1838): “Och, hou den snavel, malle vent!” Volkse syn. voor mond: babbel*; bakhuis*; bakkes*; bek*; boterhammenschuif*; boterschuif*; brievenbus*; b...

2024-03-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

snavel

snavel - zelfstandig naamwoord uitspraak: sna-vel 1. bek van een vogel ♢ roofvogels hebben kromme snavels 2. mond ♢ hou je snavel! Zelfstandig naamwoord: sna-vel ...

2024-03-28
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Snavel

1. zijn - drukken, Bargoens voor ‘ervandoor gaan’. Syn. zijn snor drukken. ... en toen die wijven gingen bakkeleien heb ik ook vlug me snavel gedrukt. (Haring Arie: Recht voor z’n Raap, 1972) 2. zijn - roeren, veel kletsen. Informele uitdr.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Snavel

(plantk.) noemt men elk puntig toelopend lichaam op de top van enig orgaan, vooral gebruikelijk bij vruchten (Brassica, Raphanus, Trigonella). Zo’n s. ontstaat door een verdere ontwikkeling van de stijl en bevat dus geen zaden.