(middeleeuwen) (euf.) mestopraper. Eigenlijk: iemand die ‘sindael’ (een middeleeuwse kostbare stof) sneed, iemand die ‘sindael’ per el verkocht.
• Een sindaelsnidere is een beerruimer! En de ‘materie’ die men in tobben laden moet en in de grachten niet wegwerpen mag, is niets anders dan de beer! Niet alleen in de middeleeuwsche stadsrekeningen komt het woord voor, maar in de 16de eeuw gebruikte men die omschrijving nog. (b.v. Rekening 1528-29, fol. LXVI ro, en rekening 1563-64, fol. XVI ro: sindalsnijdere of mesrapere [= mestopraper]). (Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1921)
• Trouwens, het woord wijngaardsnijder herinnert ons door het tweede element snijder heel sterk aan een ander eufemisme voor de ‘sekreetruimer’, nl. sindaelsnijder. Mnl. sindael is ‘fijn linnen; neteldoek; een van die stof vervaardigd voorwerp; zijden stof, eene soort van taf; kleed of kleedingstuk van die stof’4. Nu ligt het haast voor de hand om dat woord als volgt te verklaren, zoals we inderdaad in het Mnl. Wdb.4 lezen: ‘Hij die sindael uitsnijdt of in het klein verkoopt’. (Taal en tongval. Jaargang 30. 1978)