Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-06-2023

reuring

betekenis & definitie

(1839) (inf.) gezellige drukte; bedrijvigheid; leven. Reuring is de dialectvorm (vnl. Noord-Holland) van 'roering' (beweging).

• Bij den laatsten koop (op de houtveiling) begint er al wat reuring te komen. (Nicolaas Beets: Camera Obscura. 1839)
• Reuring, bedrijvigheid. (Onze Volkstaal. Deel 3. 1885. Zaansche Woorden)
Toch moest Frans zijn geheugen inspannen en breekie, vijl en kienlooper goed verbergen, zelfs iederen dag ergens anders verstoppen, als hij 's avonds even op stap ging. Want anders kreeg hij heibel en roering, en spinnewebben van de wulpsche meiden. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925)
• We hadden op Tweede Kerstdag wel twintig mensen in huffs. Er was reuring genoeg (drukte, beweging, vertier). (H. Langedijk: Hé is dat Westfries? 1963)
• reuring, znw. vr. Leven, bedrijvigheid, gezellige drukte. Zie reuren. // Hij brengt altoos reuring in huis. Der is reuring hoor. As je maar in de reuring benne, dan vergeet je je kiespijn wel. - Evenzo elders in N.-Holl. (Bouman 88). // Bij den laatsten koop begint er al wat reuring te komen, Beets, Camera Obs. 220. (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• Reuring, znw. de. 1. Beroering, opschudding. 2. Vertier, bedrijvigheid, leven. (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• De tentoonstelling 'De hand van de mens in het landschap' bedroeft. Dat kan moeilijk anders als je direct vanuit de reuring rond station Tilburg een verstilde kamer betreedt met prachtige atlassen uit de 17e eeuw, toen het menselijke landschap in Noord-Brabant nog nauwelijks bestond. (Trouw, 09/12/1992)
• We hebben het nu heel leuk met een culturele karavaan, een skeelerrace door de zes dorpen en stad en een Zaantheater. Er is veel reuring in de stad gekomen. (het Parool, 23/12/1999)
• En hoe zou Marie zich voelen bij zoveel opwinding? Ze houdt wel van reuring, Marie, maar arbeiders vindt ze niks en als ze staken waarschijnlijk al helemaal niet. (Willem van Toorn: Stoom. 2005)
• Toch enige reuring in saaiste formatie. (De Telegraaf, 27/06/2002)
• Het is juist leuk dat er reuring is op de televisiemarkt. (Algemeen Dagblad, 10/09/2005)
• In alle reuring voel ik hoe iemand mijn hand grijpt en die met munten vult. (Peter Smink: Grand Mal. 2010)
• En de Jordaan hoeft helemaal geen stiltegebied te worden. Gewoon een wijk vol kroegen, restaurantjes en een hoop reuring. (Youp van ”t Hek: Omdat jij mijn beste vriend bent. 2010)
• Er moest zoveel gebeuren! Reuring tussen de lakens had toch geen prioriteit? (Astrid Harrewijn: Luchtkussen. 2011)
• Keken mensen raar? Gedroegen ze zich anders? Was er gedoe, reuring, drama? (Henk Rijks: Incognito. 2012)
• De Nightrider was de geheime zender van de Hobbyrockers: een zestal, uit Friese dorpjes afkomstige, vrijbuiters van de Stichting Hobbyrock, die al heel wat jaren voor veel culturele reuring zorgden in de stad. (Meindert Talma: Kelderkoorts. 2013)
• Hier moeten we een maatregel voor nemen, anders is het hek van de dam. Dit gaat een heleboel reuring geven, zeg. (Martje van der Brug: Havo is geen optie. 2013)
• ‘Ik vind het saai,’ zegt ze, ‘ik hou van reuring, ik verveel me gewoon hier.’ (Tosca Niterink: De vergeetclub. 2014)
• Overal waar hij verschijnt is roering. (Jan D. Swart, Johan Derksen: Kanjers, culthelden en engnekken. 2014)
• Onophoudelijk loerde ik op mogelijkheden om voor reuring te zorgen. (Maarten ’t Hart: Magdalena. 2015)
• Maar om nu doelloos langs de straat te slenteren… Wacht, hij kan wel even langs de afslag, daar is altijd wel wat reuring. (Catalijn Claes: Ruwe bolsters. 2018)
• Een moord in de straat, dat zorgt gegarandeerd voor wat reuring. (Robert van Eijden: Paradijs bij het dashboardlicht. 2018)