Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-07-2022

prent

betekenis & definitie

1) (1982) (politie) bekeuring; boete. In de voetbalsport: gele of rode kaart. Sluit aan bij betekenis 7 hierna. Een 'blauwe prent' is in het Westfries: een belastingaanslag.

• Na nog een trits formaliteiten te hebben vervuld, werd ik - met Fok vrijwillig aan m'n zij - op de trein terug naar Arnhem gezet, onder persoonlijk escorte eens marechaussees, die men tevens m'n mes ter hand had gesteld, in de hoop dat ik dáárvoor bij terugkeer in het vaderland óók nog eens een prent aan m'n reet zou krijgen. (J..A. Deelder: Schöne Welt. 1982)
• Prent, znw. de. Ook: bekeuring. Zegsw. ”n blauwe prent, een belastingaanslag. (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Voorts scheen de kit ook wakker geworden. Er waren er al flink wat tegen een prent aangelopen. (Pieter van Oudheusden & Herbert Verhey: De Mensch Deelder: teksten 1962-1985)
• (Ad van Gaalen en Frans van den Mosselaar: Kèk mè nâh. Plat & bekakt Haags. 1985)
• En als ik nu iemand een 'prent' moet geven, trek ik hem zo uit de auto als hij niet meewerkt. (Vrij Nederland, 13/04/1985)
• Prent: bekeuring. (Jan Oudenaarden: De terugkeer van Opoe Herfst. 1986)
• Iedere Rotterdamse zwartrijder weet: als hij wordt betrapt, krijgt hij een prent... (Vrij Nederland, 09/04/1988)
• Je hebt de geüniformeerde politiemensen, die prenten of schriftelijke herinneringen (eufo's voor bekeuringen) geven en stickers of plakkers (de groene formulieren achter de ruitenwissers) op auto's achterlaten. (Hans Rombouts: Mooipraat. Taal als camouflagemiddel. 1989)
• De kunst is met zo weinig mogelijk rompslomp en tijdverlies een 'prent' uit te delen. (Leo Van Heijningen: Politietaal. 1990)
• 'Iedere Rotterdamse zwartrijder weet: als hij wordt betrapt, krijgt hij een prent,' zegt groepschef M. Smith op zondag 24 januari tijdens de middagpauze. (Vrij Nederland, 09/04/1988)
• 'Ga je mij nu echt een prent geven?' probeerde ik nog. (Penthouse, november 1994)
• En als ik eens een flesje of wat jenever bij de slijter koop, wat toch iedere goede kastelein wel eens doet, dan krijg ik een prent van wat heb ik me jou daar. (Peter Langendam: Biefstuk, sla. 2000)
• Tipgevers spelen geen informatie meer door over belangrijke zaken omdat zij weer eens een prent hebben gekregen. (Nieuwe Revu, 07/03/2001)
• Ook de bestuurder van dit 'ongeleide projectiel', een brave veertiger vergezeld van vrouw en twee kinderen, krijgt een preek plus een 'prent'. (HP/ De Tijd, 02/08/2002)
• Het bekeuren heette in vakjargon iemand ‘zuur slaan’, of ook wel ‘een prent geven’. Ietsje meer ‘prenten’ uitdelen dan het voorgeschreven aantal was vanzelfsprekend altijd goed voor je jaarlijkse beoordeling. (J.A. Blauw: Dossier Blauw. Memoires van een oud-hoofdcommissaris van politie. 2004)
• Ik ga niet verder in discussie maar ik had hem een prent kunnen geven. (Vrij Nederland, 01/01/2005)
• Hij kreeg een prent voor 'het zich bevinden buiten wegen en paden'. (Vrij Nederland, 09/07/2005)
• ‘Komt er nog wat van?’ zei Theo. ‘Mijn wagen staat op de stoep, straks heb ik een prent en daar zit deze jongen niet op te wachten.’ (Bart Chabot: Zestig. 2014)
• Zoals ze op haar stoel zit, is ze exact haar dochter. Onderuitgezakt en kauwgom kauwend. Hoewel twintig jaar ouder is ze ook qua taalgebruik haar gelijke: ‘Begin maar meteen, want straks heb ik een prent aan mijn broek. Er zijn kénkerweinig parkeerplaatsen hiero.’ (Johan Goosens: Wie heeft er wél een boek bij zich? Een jaar lang leraar op een ROC. 2014)
• “Hallo schat,” zeg ik, “kom je effe lekker neuken?” Bleek dat het een smeris was, een stille. Ik kreeg meteen een prent. (Cees Koring: Bureau Warmoesstraat ‘De levende legende’. 2018)

2) (1906) (spot) mooie vent. Zie ook: prent (5)*.

• Prent: beeld, mooie vent (spottend). (Köster Henke: De Boeventaal. 1906)
• Karel was een knokker eerste-klas; bleef altijd voor anderen aan den hengel hangen, een onstuimige prent die al heel wat maandjes had opgeknapt voor ‘mishandeling’ van agenten en weerbarstige buurtgenooten. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• Wat wou die pauw, die trotsche prent, eigenlijk hier nog in de beis? (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• En Cis natuurlijk! Die kent u toch nog wel? Fijne prent was dat! (Piet Bakker: Cis de Man. 1947)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

3) (19e eeuw) (Barg.) bankbiljet.

• Prent, (barg.), voor banknoot; b.v. prent van 1 sjoof = f 100; prent van 2 sjoof = f 200; prent van 1/2 sjoof = f 50; prent van 10 sjoof = f 1000; prent van 4 beisies = f 40; prent van 6 beisies = f 60. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Ik gaf hem altijd een paar gele prenten.... (Haring Arie: Recht voor z'n Raap. 1972)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Paul Van Hauwermeiren: Bargoens zakwoordenboek. 2011)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

4) (1981) (med.) röntgenfoto.

• Het grote voordeel van de echofoto is, dat het maken van zon „prent" volmaakt ongevaarlijk is. Het apparaat werkt namelijk met onschuldige geluidsgolven. (Leeuwarder courant, 21/11/1981)
• Ik heb een tijd meegemaakt, dat ze zeiden: wilt u de bovenkleding even uitdoen? Een gekke vraag eigenlijk. Verbeeld je datje nee gezegd had. Je had het hart niet. Bovendien is er wel een goede reden voor deze vorm van nudisme. Je moet er toch niet aan denken, datje op de prent komt met het binnenwerk van een vulpen in je linker long en een ketting door je hart. (Nederlands dagblad, 23/01/1993)

5) (19e eeuw) (spot.) iemand die eruit ziet als een figuur op een prent; stijf, houterig of saai persoon. Vandaar ook: 'Wat een prenterig mens' of 'wat een prentachtige dame'.

• Zwijgend gingen ze naast elkaar, het vreemdste paar. De maan was doorgekomen, in een winkelraam zag hij vaag zichzelf op onvaste benen en de zwarte staak naast hem. Lachspiegel. Ekke Weideblom met tante Tonia, een zotte prent. (Elisabeth Keesing: De blinde spinners. 1962)
• Prent, een saai iemand. 'We' 'n prent, war!' Mijn hemel, wat een saai persoon. (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 2009)
• Prent (prént, print): Vlot, vrolijk meisje, (te) weinig ingetogen. Mee dieje prent kunde wel lagen. RW I 220. Prent: een saai iemand. Wè’n prent, war! Mijn hemel, wat een saai persoon. HBW 153. (Casper van de Ven: De Brabantse spot- en scheldnamen. 2013)

6) (1985) (verkleinwoord) (bridge) honneur.

• Deze artikelenserie wordt geschreven door de Amsterdammers J. Veerkamp en R; Verhoef en er wordt een overzicht in gegeven van het* speciale taaltje van bridgers, het bridgebargoens. Uit die rubriek blijkt dat er verrassend veel benamingen voor de kaarten zijn. Een honneur kan men een "plaatje", "pop" of "prentje" noemen. Het aas is een "orgel" en de heer wordt vaak "pappie" genoemd. Als men het over "het mens", "de duif' of "moeders" heeft dan wordt de vrouw, aangeduid. (Nieuwsblad van het Noorden, 21/06/1985)
• Prentje: plaatje. Elke aas, heer, vrouw of boer. (Toine van Hoof: Het Bridge woordenboek. 1998)

7) (19e eeuw) (inf.) berisping, standje.

• Je zel wel 'en prentje krijgen, as je thuis komme. (G.J. Boekenoogen: De Zaansche volkstaal. 1897)
• 'n Printje kraige, ook wel 'n printje met een duveltje kraige. (G. Karsten: Het dialect van Drechterland. 1931-1934)

8) (1985) (meestal verkleinvorm) (politie) vingerafdruk.

• Rond de eeuwwisseling ontwikkelden zich, naast deze toxicologie, de analyse van bloedsporen (serologie) en de herkenning op grond van vingerafdrukken (dactyloscopie). Juist de vingerafdrukken (de 'prentjes' in politie-jargon) zijn een bekende en veel gebruikte manier om een verdachte op te sporen of zijn betrokkenheid bij een misdrijf vast te stellen. (NRC Handelsblad, 14/09/1985)