Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 16-03-2023

pootaan

betekenis & definitie

(18e eeuw) (inf.) hard werk. 'Poot aan spelen'.

• Men moet poot aan spelen. Dat is ook, de hand aan 't werk slaan. Het tegendeel is, Zyn poot te rugge trekken. Maar poot aan poot spelen, was de kattendans der toveressen, zo men die beschreef. (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitleg van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel I. 1726)
• Hij moet poot aan spelen. (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• poot, voor: hand, of handen, in de uitdrukkingen: poot an mouten = geregeld, flink, hard moeten werken (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• (T. van Veen: Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek. 1989)
• We zijn nu in de tweede week van onze cursus. Het is behoorlijk poot-aan. (Ronald Nijboer: Tabé Java, tabé Indië. 2017)