Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 12-01-2024

poot

betekenis & definitie

1) (1964) (scheldw.) homoseksueel. Verkorting van ruigpoot*.

• Het waren twee jonge poten met dure brillen op. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• Ik had wel zin om een beetje voor niks te zuipen met die poot. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968)
• Wat moeten ze wel niet van ons denken. Dat we poot zijn of zo? (Arie B. Hiddema: Dag heer. 1970)
• Poot, homofiel. (Rouke G. Broersma: Recht voor z'n raap. Jargonboek voor hippe en andere vogels. 1970)
• ‘Afmaken, hè, kapotmaken,’ siste ik hem toe, ‘maar dan beginnen we toch met jou, half wijf, smerige poot.’ (Louis Ferron: Het stierenoffer. 1975)
• Wat wel opviel was het opduiken van 'poot' en 'gore flikker' in stiefpa's tirades. (Bouke B. Jagt: De muskietenoorlog. 1976)
• Ze spuugde naar Miss Troostig en gilde: ‘Smerige poot!’ (Frans Kellendonk: Achter het licht. 1977)
• Wat wel opviel was het opduiken van 'poot' en 'gore flikker' in stiefpa's tirades. (Bouke B. Jagt: De muskietenoorlog en andere verhalen. 1978)
• Toch bleven ze trots en ze hielden zich groot
Als mensen op straat bleven staan
En tegen ze riepen: Hé, smerige poot!
In die mooie, in die fijne Jordaan. (Robert Long en Leen Jongewaard: Die fijne Jordaan. 1979)
• Een ogenblik bleef hij vlak bij Eric staan, boog zich naar hem toe en fluisterde schor met een blik vol haat: ‘Klootzak, krijg de kanker, klootzak, poot!’ (Adriaan van der Veen: Zwijgen of spreken. 1983)
• Ze zouden in het Vliegenbos een 'poot kunnen tikken' zeiden Wim en Jeroen. (Haagse Post, 08/12/1984)
• Jongens, een poot! Laten we 'm even rammen! (Guus Vleugel: Een valse nicht. 1985)
• ‘Goed,’ zei de matroos, ‘dan is de viezerik tenminste géén poot maar wel een behoorlijke leugenaar. Waar je mee omgaat word je mee besmet maat!’ (J.M.A. Biesheuvel: Zeeverhalen. 1985)
• Of ik poót ben? Nee, driepoot. (J.A. Deelder: Drukke dagen. 1988)
• Toen zat ik in de auto bij een poot, achter het Centraal Station. (Nieuwe Revu, 04/04/1991)
• Wat hij haatte moest nu gebeuren. Een paar ouwe homo’s bevredigen. Een stuk of wat rijke nichten versieren. Een paar poten een poot uittrekken. (Hans Sahar: Hoezo bloedmooi.1995)
• Je zal wel een poot wezen, slijmbal! (Boudewijn Büch: De bocht van Berkhey. 1996)
• Nog niet zo lang geleden zeiden veel mensen 'poot' tegen wat nu 'gay' heet. (Midas Dekkers: Poot: verhalen over de hond. 2000)
• Op weg van en naar de trein werden over en weer middelvingers geheven en verwensingen geroepen. Naast het bekende werk zoals En wie niet springt die is geen jood klinkt de meezinger: Als de lente komt, dan gooien wij bommen op Rotterdam. Of: Rotterdam is kut, Rotterdam is klote. En heel Feyenoord bestaat uit poten. (het Parool, 10/02/2003)
• De supporters vieren hun eerste overwinning van de dag: Rotterdam is kut, Rotterdam is klote en de politie bestaat uit poten. (Jan Eilander: Raffie. 2005)
• Hiernaast zat vroeger een kroeg. Toen zij erin kwamen, hadden we – omdat we wisten dat het twee poten waren – heel groot laten drukken: “Broodje van de week: pootje kroket”. (Mark Verver: Ik heb nergens spijt van. Het leven van Dikke Denis. 2008)
• Wat mij betreft kan je doodvallen, vuile stinkpoot, het is vanaf nu ieder voor zich. (Michiel Eijsbouts: Dat zei mijn vrouw vannacht ook al. 2011)
• Dat is Sinterklaas helemaal niet, dat is die poot van verderop in de straat. (Maarten Spanjer: Gisteren liep ze nog. 2014)
• Jantje was poot, hij verdiende zijn geld met een beetje pooieren, jatten en stelen. (Raoul Serrée: De wallen in de jaren ’60. Verhalen van prostituees, penoze en de postbode. 2015)
• “Het zullen toch geen poten zijn?” vroeg mijn vrouw. “Nou en?” antwoordde ik, want we zijn tegenwoordig beschaafd en alle mensen zijn gelijk en we mogen niet discrimineren. (Lotte Hendrickx: Seks, een en al seks. 2019)

2) (17e eeuw) (plat) hand. Reeds in het werk van Bredero.

• poot beteekend een voet van een beest: en ook wel uit quaadheid een hand, of voet van een mens: hou je pooten thuis: bij de huislui beteekend een poot, een afgehouwe tak, voornaamendlijk van willigen, die men aan de kanten van slooten, en waateren in de aarde set, om uit te spruiten: en hier van, iets in de pooten schuiven, dat het selve is met, iets in de wal schuiven: het welk oneigendlijk beteekend iets omver stooten, en maaken, dat het geen voortgank hebben kan. (W.A. Winschooten: Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Neederlandse Konst, en Spreekwoorden.... die uit de Seevaart sijn ontleend. 1681)
• 'k Most 'm de kom uit z'n pooten slaan... (Bernard Canter: Twee weken bedelaar. 1900)
• “Heb jij je poot bezeerd?”, vroeg de boer. (Herman Heijermans: Gevleugelde daden. 1905)
• Had ik dat vuile geweer maar niet in m'n poten gehad! (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)
• Blijf er toch af met je poten! (Willy Corsari: Nummers. 1932)
• ... hij hoort bij de familie en wìl je wel 's met je gore poten van dien jongen afblijven, signor? (Jan de Hartog: Hollands Glorie. 1940)
• ‘Uit! Alles uit!’
‘Ik hoef toch zeker m'n poten niet uit te rukken?!’
‘Alles van je bast!’ (Willem van Iependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1951)
• Vulgaire termen voor lichaamsdelen zijn poten, pens, alsook talloze voor zitvlak, anus en de geslachtsdelen. Hoezeer hier het taboe bepalend is, blijkt wel uit het verschijnsel, dat in de Japanse literatuur perzik een hoogpoëtisch beeld voor de vrouwelijke genitalia is, terwijl het corresponderende Nederlandse pruim uiterst vulgair aandoet. (J.A. Huisman: Nette en onnette woorden. 1962)
• Als je zo dadelijk een pistool in je poten neemt moet je verdomd goed beseffen dat dat wapen geladen is met een scherpe pieper. (Maarten ‘t Hart: Ik had een wapenbroeder. 1973)
• Oei....!! Daar krijg ik weer zon verroeste pieuw in m'n poot! (Piet Bakker : Vrouw aan boord. 1938)

3) (18e eeuw) (plat) (mensen)been of -voet. Het WNT citeert o.a. de 'Verzameling der Tractaaten van Passchier de Fyne' (1736).

• Als die poot nou maar niet zoo schrikkelijk zeer deed. (M.J. Brusse: De zonderlinge avonturen van “Zijne Excellentie de Generaal.” 1915)
• Hij strijkt langs zijn been: die poot geeft het eerdaags op! (Jan Mens: Goud onder golven. 1943)
• Schaam ie je niet om in zo'n toestand voor me te verschijnen?! Je kan niet op je poten staan!!! (Willem van Iependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1951)
• Verleden jaar ontmoette ik een van de jongens die zijn poot eraf geschoten is bij Kalidjati. (Jan Wolkers: De kus. 1977)
• … de licht gekromde benen die ze liefkozend zijn ‘mooie poten’ had genoemd. (Oek de Jong: Hokwerda’s kind. 2002)
• Ik heb scheve poten. Nee, ik ben niet aan het humble braggen, mijn voeten staan écht scheef. (Jozefien Daelemans: De naakte waarheid. 2019)

4) (1903) (inf.) handdruk.

• ... gaf me een duchtigen poot tot afscheid. (M.J. Brusse: Boefje. 1903)
Geef de jongeman eens een poot, Tonton. (Frans Kellendonk: Namen en gezichten. Verhalen. 1983)
• Hartelijke groeten en een stevige poot. (Ronald Nijboer: Tabé Java, tabé Indië. 2017)

5) (1938) (inf.) handtekening.

• Hij haalde het nog eens voor de dag, ja, daar stond ook zijn eigen schrift, geen zelfbewuste zakelijke poot, het was een slap, nerveus gekrabbel …. (F. Bordewijk: Karakter. 1938)
• De koele, droge schrijvershand verscherpte haar ergernis om die gemiste kans. Had hij nu ook maar zo’n nietserig pootje gehad, dan was het niet zo erg geweest... (Peter Drehmanns: De schrijver en zijn meisjes. 2011)
• Is dat toch de stress en de naweeën van die drie jaar tropen? Of begint hij medelijden met zichzelf te krijgen? Had-ie niet vrijwillig zijn pootje moeten zetten? (Catalijn Claes: De weg die wij gaan. 2015)
• Het moment waarop ik plots voor honderd procent zeker wist dat het niets voor mij was. Het huwelijk. Dat ik een blanco cheque had ondertekend waar ik voor de rest van mijn leven voor zou betalen. En ik heb toen mijn schouders opgehaald, ik heb al lachend gezegd: allez vooruit, en ik heb mijn poot daaronder gezet. (Marnix Peeters: Ik heb Aids van Johnny Diamond. 2018)

6) (1970) (luchtv.) landingswiel.

• (de Vliegende Hollander, 25/05/1970).

7) (1961) (ton.) zie citaat.

• Een poot is een smal zijgordijn tegen de inkijk aan de zijkanten van het toneel opgehangen. D.g. (De Nieuwe Taalgids. Jaargang 54. 1961)