Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 12-03-2021

poets

betekenis & definitie

(1906) Barg.) politieagent.

• Poets: politiebeambte. (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• Hoe de dieven denken over de russen, de dof gajes, de poedels, de poetsen, de prinsemarij, of boe ze in hun bargoensch ons ook al betitelen, dat weet ik natuurlijk niet in bijzonderheden. (Nieuwsblad van Friesland, 21/08/1907)
• Een belangrijk woord in de dieven wereld is, zooals voor de hand ligt, agent van politie, justitie, gevangenis. Voor den eerste bestaan een groot aantal Bargoensche woorden: russen, dof gajes, poedel, poetsen, prinsemary ot prinsery, soemkoef, kallebak. Een hoofdagent heet “knikker op het dak". De commissaris van politie heet Bollebof van de Bezaar, want „bezaar" is politiebureau. Gevangenis heet groot bajes" voor arrest" klein bajes", ook heet de cellulaire gevangenis wel de paraplu of de lik. Het gerecht heet „’t gemot", de rechters „gebefte gajes". (De Sumatra post, 22/02/1922)
• Poets: politieagent. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)