Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-07-2022

pepernoot

betekenis & definitie

1) (1936) (inf.) hoofd; maar ook: achterste, gat.

• Ik pak m'n Neeeeeeeef, ik til z'n hemd op, ik pak m'n hemd ik til z'n neef ikpakkikneefop, en ik ransel 'm toch gadverdààààme met dat touououw, dat ik beeeet had gepakt, en nu de deuren toch dicht zijn kan ik jullie wel zeggen dat ik 'm zo op z'n blote pepernoot geranseld heb. (Simon Vestdijk: Meneer Visser's hellevaart. 1936)
• U hoeft maar te kikken en ik sla de pook krom op zijn pepernoot. (Willem Brakman: Het groen van Delvaux. 1996)
• 'Die sla ik op zijn pepernoot,' riep de vader. 'Ik heb hem nog zo gewaarschuwd,' zei de moeder. (Willem Brakman: Gesprekken in huizen aan zee. 2002)
• Sjoerd schuift het blok onder zijn neus. 'Kijk maar!' Luuk leest hardop: Roos. 'Róós?!' roept Luuk. 'Je bent niet goed bij je pepernoot!' (Marly van Otterloo: Surfclub code rood. 2013)

2)(1997) (voetb., sch.) bal. 'geen pepernoot geraakt vandaag'.

• "Het was voor mij alles of niks', signaleerde Silooy na zijn terugkeer als linksback, een positie die hij sinds zijn vertrek naar Parijs niet meer innam. "Het kan ook helemaal verkeerd aflopen. Als je geen pepernoot raakt, is je kans verkeken en zoveel krijg je er nou ook weer niet. (Algemeen Dagblad, 16/12/1991)
• Als het slecht gaat, begin je je af te vragen: waarom train ik eigenlijk, ik sla toch geen pepernoot meer. (NRC Handelsblad, 16/01/1993)
• (Arno Kantelberg: Voetbaltaal. 1997)

3) (19e eeuw) (inf.) kei, straatsteen.

• Naarmate zij (t.w. straatsteenen) afgesleten waren, bracht men ze over naar min begane straten, waar ze dan nog jaren bleven liggen … onder de … schilderachtige benaming van pepernoten,. (J. V. Rijswijck Jr. 1, 48. geciteerd in WNT)

4) (2009) (inf.) cent, euro.

• Dus, Keizer, dit gaat mij elfduizend pepernoten kosten. (Sjanti Mahabier: De Keizer van Rotterdam. 2009)
• De belangrijkste reden dat muzikanten bereid zijn om voor drie pepernoten te spelen en heel lang te reizen en het toch nog leuk vinden, is omdat dit het enige vak is waarbij je vier minuten wat doet en dat dan iedereen voor je begint te klappen. (HP/ De Tijd, februari 2014)

5) (2015) (sch.) (steeds meerv.) teelbal, testikel.

• Ja, je leest het goed: de meeste mannen hebben niks met hoge hakken, en ook de aanblik van sexy ondergoed werkt niet bepaald positief op de pepernoten. (Daphne Deckers: Deze is voor jou. 2015)

6) (1906) (spot.) iemand die klein van gestalte is.

•Beneden op straat vond hij Otto in gesprek met een anderen jongen van gelijken leeftijd.
„Kom eens hier," riep deze hem toe. „Benno Dittes wil niet gelooven, dat jij al bijna vijftien jaar bent. Dan zijn wij toch echte reuzen, bij zoo'n pepernoot!" (Karl Gustav Nieritz: De kleine trompetter. Een verhaal voor de jeugd. 1906)