Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 12-02-2022

para

betekenis & definitie

1) (2002) (straattaal) paranoïde; gek.

• Een andere keer heb ik een meisje recht op haar gezicht geslagen. Mijn ouders waren 'para' (paranoïde-red.), maar ja, 'shit happens'. (Nieuwe Revu, 12/06/2002)
• (Jan Berns & Jolanda van den Braak: Amsterdams. Taal in stad en land. 2002, p. 65)
• Verder ging het over ‘onderbuikse reacties’ op zijn publieke vertoon van de grote ommekeer, waarvan hij zei ‘een beetje para’ te zijn geraakt. (Atte Jongstra: De tegenhanger. 2003)
• De vorige keer gingen ze tegen hun gast de hele tijd door over dat het zo goed was dat hij er nu voor uitkwam dat hij eigenlijk gay was. Die gast werd echt helemaal para. (Nieuwe Revu, 06/04/2005)
• Nieuwe straattaalwoorden beginnen bij één taalgebruiker die het woord bedenkt of overneemt uit een andere taal. Bij een van de afgenomen interviews vertelde een jongen bijvoorbeeld dat hij para (‘gek’) niet meer gebruikte omdat iedereen dat deed; hij koos voor noia. Als zo’n woord aanslaat, kan het op zijn school het nieuwe woord voor ‘gek’ worden. (www.nemokennislink.nl, 13/05/2007)
• Doe toch es normaal, man. Je bent een beetje para geworden daar in de bajes. (Vrank Post: Kapot. 2009)
• Toen mijn vader naar Afrika terugging, werd mijn moeder para. Ze was echt raar. Als mijn vader belde, schreeuwde ze door de telefoon tegen hem. Of maakte ze apengeluiden. (Vrank Post: Judgement Day. 2010)
• Twee dagen heeft ze niets van zich laten horen. Ik werd helemaal para en maakte me grote zorgen. (Khalid Boudou: Iedereen krijgt klappen. 2013)
• Mijn moeder wordt para als ze weet dat ik met een jongen naar de bioscoop ga. (Johan Goosens: Wie heeft er wél een boek bij zich? Een jaar lang leraar op een ROC. 2014)
• Sebas is al één nachtje wakker dus een beetje para voor de buren. (Renee Kelder: Parttime-junkie. 2014)
• Verder klinken de telefoontjes veelal als mislukte raps, doorspekt met termen als ‘poppen’ (schieten), ‘step’ (wapen), ‘get’ (vluchten) en ‘para’ (gek), wat het gezegde voor ‘de scotoe’ (politie) niet steeds even doorgrondelijk maakt en dat is precies de bedoeling. (Paul Vugts: Doodgeschoten. 2014)
• “Mijn vader wordt para als hij dit hoort,” zegt de bestuurder tegen zijn vriend. (Yasmina Aboutaleb: Dit maak je nooit meer mee. 2016)
• Op werk is hij ongelukkig omdat hij para wordt van het idee dat hij niks voor elkaar krijgt en maar niet hogerop komt. (Maartje Willems: Vanaf nu wordt alles beter. 2018)
• En ze waren daar heel streng en wat para, want ik moest eerst mijn identiteitsbewijs laten zien. (Khalid Boudou: Pizzamaffia slaat door. 2019)
• Yep, ze hebben er nog mee opgetreden ook die avond, het publiek werd helemaal parra. (Dieuwertje Heuvelings: Auxiety. 2020)
• Wiri is straattaal voor ‘hasj’ of ‘wiet’, para betekent ‘gek’ en ten slotte moeilijk, moeilijk, moeilijk? Deed een van die meisjes moeilijk? Nee, hier geldt weer de wet van negatief naar positief. Niet dat moeilijk ‘makkelijk’ betekent, maar wel ‘ontzettend leuk’. (René Appel: Taalstukken. 2021)

2) (2016) (steeds verkleinvorm) (stud.) afkorting van paracetamol, een pijnstiller.

• Ja, sor. Ben ongi. Dus rete chag. Heb jij een para’tje trouwens? (https://www.bnnvara.nl/artikelen/je-afko-woordenboek, 11/12/2016)