Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 06-02-2021

palurk

betekenis & definitie

(1896) (stud.) kleinburgerlijk en ongemanierd persoon. Rond 1950 werd dit woord voor het eerst opgenomen in de woordenboeken, maar het bestond al veel vroeger, zoals de vindplaatsen hierna bewijzen. Een latere afleiding is prolurk*, zelf al een samenstelling van proleet* en schurk. Zie ook plurk*.

• En Briani, met een vagen glimlach, meenende, dat alle diplomatie aan dezen palurk toch verkwist zoû zijn, draaide zich op zijn hakken om en wandelde, altijd de handen op den rug, verder. (Louis Couperus: Hooge troeven. 1896)
• En woest nijdig loopt hij heen als die palurk hem nu nog niet eens begrijpt met zijn gewone menschenverstand! (Groot Nederland. Jaargang 3. 1905)
• De blonde, geschoren, alleramuzantst-onuitstaanbare palurk van een knecht neemt het biljetje op, als of het vies is...omdat de Duitsche heer wil hebben, dat hij...het wisselt!! (Louis Couperus: Van en over alles en iedereen. 1915)
• Wat liet hij zich toch ook altijd weer verleiden, om 't in het grappige te gooien met dien palurk! (Margo Scharten-Antink: ’t Geluk hangt als een druiventros. 1918)
• De palurk liet me excellentie zeggen, waar ik hem vroeger tutoyeerde. (het Vaderland, 18/02/1923)
• Nu is de hooggeachte een hond en een palurk geworden, omdat hij een heilig huisje dorst aantasten. (het Vaderland, 05/03/1931)
• Tijs Robel klopt met zijn vuist op de ruitjes. ‘Palurk schiet op!, hier ben er nòg méer!’ (Alie Smeding: Een menschenhart. 1939)
• De chauffeur, een opgepolitoerde palurk met een rooie kop.... (Ward Ruyslinck: De Karakoliërs. 1968)
• De vader, Hermann, is in de schildering van zijn zoon een pompéuze tiran, die zijn kinderen en zijn personeel de huid vol scheldt, een egocentrische palurk, iedereen in razernij verbiedend wat hij zichzelf veroorlooft. (Het vrije volk, 01/03/1984)
• Van Nederlands fabrikaat is plurk (ploert + schurk; of een samentrekking van palurk, een vereenvoudigde vorm van prolurk - zie boven?). (Trouw, 28/06/1991)
• Vanaf nu heeft ze alleen nog maar bezwaren en kritiek op de vereniging van zatte palurken, die haar niets meer te bieden heeft. (Paul Verhuyck: Hout en koper. 1999)