Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-01-2021

onderstel

betekenis & definitie

(1871) (sch.) benen. Syn.: onderdanen*.

• 'k Stond te trille op m'n onderstel. (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop. 1937)
• Is er ook maar één die zeggen kan, dat Pollie doorrammelt. Laat hore, wat je voor me te doen hebt, dan kan je meteen op me slappe onderstel letten! (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop. 1937)
• ‘Te gek.’
‘Wat?’
‘Die gozer die daar ging... die lange benen...’
‘Houterig figuur...’
‘Geen onderstel meer nodig...’ (C.B. Vaandrager: De reus van Rotterdam. Stadsgeheimen. 1971)
• Eric tekent de fraaie vormen van de conductrice in de lucht en roept: wat een onderstel! Aardig om te zien. Slank maar gespierd. (Lulu Wang: Bedwelmd. 2004)