(W.O. I) (Vlaanderen, sold.) weglopen, zonder toestemming afwezig zijn.
• De Vlaamse soldatentaal had opvallend veel uitdrukkingen voor 'weglopen, zonder toestemming afwezig zijn of met verlof gaan': bout steken (vergelijk Frans mettre les bouts): een ommetje maken; gaan wandelen; in retraite gaan; om tabak gaan; de piste scheren; wegpisperen. (Neerlandia. Jaargang 118, nr. 3. 2014)
• Meer dan eens hadden de soldaten aan de IJzer genoeg van de oorlog. 'Ik ga nog liever naar Düsseldorf', klonk het dan somber. Soms verdween een soldaat voor een paar dagen, niet omdat hij gedeserteerd was maar omdat hij even aan de uitzichtloosheid van de oorlog wilde ontsnappen. Dan nam hij 'verlof getekend door den lampist' (verlof zonder toelating). Hij was gaan 'wandelen', 'bij den boer gaan werken' of hij 'ging om toebak'. Wanneer hij dan gevonden werd of weer opdook, volgde vaak een opsluiting in het cachot. (de Standaard, 23/07/2014)
