Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 20-04-2024

nikker

betekenis & definitie

1) (1830+) (racistisch scheldw.) zwarte, neger* (van het Latijnse woord 'niger', zwart). Als vertaling van het Engelse woord 'nigger'. Vroeger was nikker ook de benaming voor een watergeest of duivel. Vandaar uitdrukkingen zoals 'de nikker hale hem!' en 'bij de nikker'. Een vaste uitdrukking is 'zo zwart als de nikker'. Tegenwoordig wordt de term als zwaar beledigend beschouwd. Het is nu een N-woord*.

• Welk vermaak kan zij (t. w. Desdemona) hebben met op den duur dien zwarten nikker te bekijken? (J. van Lennep: Poët. Gedateerd volgens de oorspr. uitgaven. Het 12de deel vroeger aangehaald naar de eerste uitg., getiteld: Gedichten, zoo oude als nieuwe. 1851)
• Vriend meinier had niet zoo bepaald aan den zwarten nikker gedacht, die in het staal kon huizen; strak vestigde hij zijn blik op den forsch gebouwden man, als dacht hij door die beschouwing de zekerheid zijner overwinning te erlangen. (J.J. Cremer: Daniël Sils. 1856)
• Weet U mij ook te raden, hoe ik me van zoo'n lastigen nikker moet afmaken. (de Groene Amsterdammer, 17/04/1892)
• “Hé,” dacht Poes, „wat is dat voor een nikker. In plaats van een rookwolk komt er een neger uit den schoorsteen". (Weekblad voor de jeugd. 1898 nr. 27)
• Ik zeg wij, want Annie en ik zijn tweelingen. Gelukkig niet zulke precies eendere exemplaren, zoodat iedereen aan je neus al zien kan hoe de familierelatie in elkaar zit, want Annie is lang en dun en ziet er niets indisch uit (we zijn in Indië geboren) en ik ben kort en dik, een echt nikkerkind, zooals Grootvader belieft te zeggen. (Top Naeff: De tweelingen. 1901)
• De neger is voor Europa een amusement, voor Amerika een last. Wij lachen om den tingeltangelneger met de deftige kachelpijp op zijn zwarten kroeskop, De grollen en snakerijen van den nikker hebhen nog altijd succes. (De blijde wereld; christen-socialistisch weekblad, 04/12/1903)
• Wat! Is Piet een nikker?' klonk een woedende stem... (Nannie van Wehl: Vooruitgestuurd. 1909)
• Het gezang der luidruchtige nikkers en het gillen der meiden er doorheen, verlamde haar aandacht, haar wil, in de armen van den geweldigen knaap rondgedraaid als een licht zweefsel. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• Floorke zelf schold op de 'nikkers', die hem van zijn broek en zijn eer beroofd hadden. (Johan Fabricius: De scheepsjongens van Bontekoe. 1923)
• De nikkers stonken harder als hij, want ze hadden hem stijf ingewonden. (Beb Vuyk: De vriend. 1928)
• Het is vreeselijk heet en ik zal er wel uitzien als een nikker, maar dat geeft niets, ik ben veel te blij dat ik zoo veel zie en meemaak. (Marcel J.A. Artz: Achter ronkende motoren. 1932)
• De nikkers op het eiland zijn wild geworden. (Willem Waterman: Amerika filmt. 1938)
• Hij zat een tijdje ineengedoken in een hoek totdat Phèbe hem aanstiet: ‘Ga naar je bed, als je slapen wilt, nikker!’ (Theun de Vries: De vrijheid gaat in ’t rood gekleed.1945)
• "Frisse morge," riep Arie. "Misschien wonen er wel nikkers. Menseneters." (Willy van der Heide: Drie jongens op een onbewoond eiland (1950)
• Er was zelfs een nikkertje in huis, dat alles op moest eten waar Kareltje niet van hield... (Godfried Bomans: De avonturen van Pa Pinkelman. 1952)
• Laatst vroeg een klant: Kan die nikker even langskomen. (Jan Wolkers: Horrible tango. 1967)
• Kom nikker! Kom 's hier! (L. F. Celine: Reis naar het einde van de nacht. Vertaling E. Y. Kummer. 1968)
• Vooruit, Daan, jij bent soldaat, laat 's kijken dat je schieten kunt en mik die nikker daar 's in z'n open snoet!’ (Johan Fabricius: Het meisje met de blauwe hoed. 1974)
• Met genoeg opvoeding in me lijf om niet 'jap' of 'nikker' of zo te gaan roepen zodat Jan en alleman 't kunnen horen, klom ik vervuld van hoogtevrees omhoog. (Ben Borgart: Buiten schot. 1975)
• Men wierp die domme nikkers de onafhankelijkheid zo maar naar het hoofd. (Marnix Gijsen: Verzameld werk. 1977)
• Zorg voor stront aan de knikker voor een arme kleine nikker. (Robert Long: Stank voor dank. 1979)
• Maar nog even, jongen, en ze liggen wel op onze stoep, al die nikkers en indianen en dan vliegen ze ons naar de strot.... (Dimitri Frenkel Frank: De kleinste hond ter wereld. 1980)
• 'Hij is toch geen nikker?' vroeg De Gier. (Janwillem van de Wetering: De straatvogel. 1982)
• Je weet het nog precies: 'uitgelikte bananeschil, opgeblazen kikker, zoeloe, kaffer, nikker.' (Annemarie Oster: Een moeder van niks. 1982)
• Het examenfragment ging over haar bezoeken aan de openbare bibliotheek in Homewood, de zwarte stadswijk, waar ze twee keer per week door haar moeder in de auto naartoe werd gebracht. Uitgerekend in deze tekst waren alle verwijzingen naar huidskleur (zoals de uit-roep aan het adres van de kleine Dillard: "Jullie meid is een nikker!") door de eindexamen-commissie geschrapt. (de Groene Amsterdammer, 29/06/2002)
• Ik ga niet zitten waar een nikker heeft gezeten. (HP/ De Tijd, 25/10/2002)
• Schriers begon, aldus de aangifte, eerst heftig met de armen te zwaaien ('Tien keer erger dan een dirigent voor een orkest'), en begon daarop driftig op Coutinho's wagen in te rammen. ''Ik hoorde dat Schriers tegen mij riep: 'Kankerneger, kankernikker, kom uit die auto dan, la-ten we een afspraak maken, ik maak je af.' (het Parool, 20/02/2003)
• Mijn vader vertelde dat de nikker een kind had ontvoerd, dat ze later dood in een greppel hadden gevonden. (Gustaaf Peek: Ik was Amerika. 2010)

2) (19e eeuw) (Vlaardingen) slachter van kalven en koeien.

• Nikker, zst. m. Slachter van nuchtere kalven en zieke koeien. (Het dialect te Vlaardingen. In: Noord en Zuid. Jaargang 3. 1880)

3) (2015) (schaken) zie citaat.

• We mochten ook in de apps en de papieren edities bladeren en met de bekende allround-taalkundige Sterre Leufkens ging ik toen opzoeken welke schaakproblemen er allemaal in Van Dale een naam krijgen. Tot onze verbazing bleken nikker en albino onder de zeer weinige namen te zijn (een nikker is een schaakprobleem waarin een zwarte pion vier verschillende zetten uitvoert, en een albino hetzelfde met een witte pion). (Neerlandistiek, 06/10/2015)
• Net als 'nikker'. 'Scheldw. voor 'zwarte'. Maar ook 'boosaardige watergeest die vaak mensen naar zich toe trekt en laat verdrinken'. En, wist ik ook al niet: 'Schaakprobleem waarin één zwarte pion vier verschillende zetten doet'. Nergens zijn de zwart-wittegenstellingen zo groot als in de schaakwereld. (De Volkskrant, 06/10/2016)