Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-08-2022

nachtgezicht, nachtspook

betekenis & definitie

(1908) (scheldw.) lelijk of slordig gekleed iemand. Syn.: bietebauw*.

• Nachtspook; afzichtelijk mensch; slordig gekleede vrouw; eerloos en vuil persoon. (A. de Cock: Spreekwoorden en zegswijzen over de vrouwen, de liefde en het huwelijk. 1911)
• Nachtspook. o. Afzichtelijk vuil vrouwspersoon. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)