Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-02-2023

mossel

betekenis & definitie

1) (1700) (inf.) vrouwelijk geslachtsorgaan. Reeds in het werk van de Nederlandse dichter en arts (bijgenaamd: de drekpoëet) Salomon van Rusting (Koddige Opschriften). Zie ook: mossel schrobben; mossel afgieten; een mossel opensteken; een zure mossel eten; haar mossel staat altijd open. Vgl. in dezelfde zin: oester*.

• Mossel: Maagdom : een — opensteken. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• Hoe zij met haar gevuld achterwerk zou gaan zitten, hoe haar dikke paarse schaamlippen zich openden en ik als een gek mijn gezicht in haar natte mossel zou wroeten! (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• Hij likte me frivooltje van een mosseltje, intens ervan genietend, dat voelde ik wel. (Louis Paul Boon: Mieke Maaike’s obscene jeugd. 1972)
• Ze krijgt een schede, een mossel, een kut, en Jezus stamebij, wat nog meer.... een opening, een grot, een vaas, een vagina zelfs. (Louis Paul Boon: Mieke Maaike’s obscene jeugd. 1972)
• Vagina: Deftig: het vrauwelak. Volks: foef, mijol, mansjoeffel, jenoffel, snijboon, trut, jol, kut, viool, mossel, pruim, muis, pissemuis, peerdoog, mook, floeren hoed, floeren gaatje, pluche kapelon, cinema, ne keus-af, charcuterie, vleeswinkel, bollenwinkel. Vertederd: mansjoeffeltje, trutteke, kutteke, jenoffeltje, muiske, pruirneke, enz. (Jack De Graef: Het Groot Woorden- en Liedjesboek over het Antwerps dialekt. Vierde aangevulde druk. 1981)
• Vergeleken met haar was Netty maar een lellebel. Enkel pruim, enkel mossel, enkel kut , enkel schaamlippen. (Jean-Pierre van Rossem: Sonate voor een blauwe vuurtoren. 1991)
• (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994)
• Met zijn stijve smeerlap in haar mossel celebreerde hij dan de mis op haar buik. (Louis Paul Boon: Eens, op een mooie avond: uit de nagelaten papieren van Dol Kijwe. 1995)
• Even later steekt het vriendje zijn hoofd om de deur. Wil de camera de intensiteit kunnen registreren, dan moet nu het gestrekte vrouwenbeen worden gelicht en hooggehouden. Zo krijgt het aanstaande samenzijn de vorm van haar zachte, geopende mossel. (Gerrit Krol: Middletons dood. 1996)
• (Jack de Graef: Het Antwerps dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw. 1999. 11e druk)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• Maar tijdens het neuken zag Henk toch kans om haar wakker te maken. Het was effe jammer voor haar dat ze het begin gemist had, maar dat ze ervan genoot liet ze merken door luidkeels te blèren. Ze was duidelijk een echte liefhebster want ’s middags zaten er weer diverse lui op het strand aan d’r mossel. (Frans van Es: Who the fuck is Frans van Es? Een greep uit het leven van een marineduiker. 2002)
• Best wel een fascinerend gezicht, zo’n mokkel te zien pissen. En dat wel van zeer dichtbij. Met een kopje onder d’r mossel wist ik te voorkomen dat ze alles onderzeek. (Frans van Es: Who the fuck is Frans van Es? Een greep uit het leven van een marineduiker. 2002)
• Zullen ze nog mooi op hun glimmende neukneusjes koekeloeren als ze straks met soppende mossel en kloppend paalmansje gaan wegkarren naar een motelletje. (Ilja Leonard Pfeijffer: Harde feiten. 2010)
• Ben de hond die met opgeheven been tegen haar gedolven gleuf aan pist, haar wond de pekelharing die gladvettig net niet uit mijn handen glist. (Maar voor hetzelfde geld ben ik de horzel in haar mossel.) (Joost Zwagerman: Tot hier en zelfs verder. 2012)
• Een vriendin van mij werd ’s ochtends wakker en bekeek haar Facebookprofiel. Iemand had een link gedeeld – haar oom. Toen zag ze wát hij graag met de wereld wilde delen: ‘Harige Mossels – Anja speelt met haar harige kut! Hier vind je de harigste mossels!’ Enigszins gegeneerd sms’te ze haar zus: „Volgens mij snapt onze oom Facebook nog niet helemaal.” (NRC Handelsblad, 07/05/2013)
• “Wist je dat de mossels van meisjes zout proeven?” zegt Pim. (Lize Spit: Het smelt. 2016)

2) (1985) (Vlaanderen, sold.) zie citaat.

• Net zoals op de gesloten Engelse "public schools" zijn de leerlingen van de Kadettenschool onderverdeeld in verschillende kategorieën. Ruys vertelt dat de schachten, de beginnelingen, onderaan in de hiërarchie staan. De middenmoot, dat zijn de mossels en de laatstejaars, de supers, kunnen heel wat meer privileges afdwingen dan hun jongere soortgenoten. (het Nieuwsblad, 02/12/1985)

3) (1976) (Vlaanderen) futloos persoon; slappeling; lamzak*. Men zegt ook wel: een mossel van een vent.

• Dikwijls hoor ik echtparen zeggen dat ze het maar over één ding oneens zijn: de opvoeding van de kinderen. De ene partij is ... veel te streng en de andere ... is veel te toegeeflijk. En dan komen klachten en verwijten: je zult van hem een mossel maken - de kinderen zullen zich van je afkeren met al je strengheid. (Vrouw en Wereld, mei 1976)
• (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981)
• Mossel: slap wijf. (Claire van Putten: Antwerps zakwoordenboek. 1993)
• (Edmond Cocquyt: Nieuw Gents Idioticon. 1995)
• (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• De talloze mossels die in ”t verleden door het onkostenverhaal waren afgeschrikt, had hij kinderachtig genoemd, en zelfs gevaarlijk om mee in zee te gaan. (Christophe Vekeman: Iedereen kan het. 2001)
• Een vent die zich als een feministe gedraagt, is een mossel. (Robbe De Hert in Humo, 22/11/2016)
• Wat moeten CD&V en Open VLD in het verleden mossels zijn geweest toen ze met ons bestuurden! (De Standaard, 18/11/2017)

4) (19e eeuw) (Vlaanderen) scheldw. voor een dikke vrouw. Vaak voorafgegaan door ‘dikke’. In Nederland wordt het woord nog smalend gebruikt voor een vrouw in het algemeen. De uitdrukking ‘het stinkt hier naar mosselen’ verwijst dan naar de visgeur die vrouwen volgens sommigen (vooral homo’s) met zich dragen. ‘Mossel’ is immers ook een Bargoense benaming voor het vrouwelijk geslachtsdeel. In Vlaanderen wordt het woord in deze betekenis nog veel gebruikt (de term komt o.a. voor in het werk van Louis Paul Boon). Een geile vrouw wordt wel eens een ‘hete mossel’ genoemd.

• mossel, gewoonlijk met: dikke, voorop, zooveel als: rond-dikke vrouw; zien vrau is ”n dikke mossel. Vgl. mos. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• Een dikke mossel van 'n wijf. (P.J. Cornelissen & J.-B. Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch Dialect. 4 delen. 1899-1906)
• Een dikke mossel (ALG. ; ook bij MOL.) 38. Een blok (Log, lomp, dom vrouwspersoon. (Volkskunde, Volume 21. 1910)
• Mossel: Dik of zwaar vrouwmensch. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• Dikke vrouw. 'lonneke. dikke mansjoeffel. bol. papapoef, meulepeerd, natiepeerd, strontvat, kuipke, dikke kont, dikke mossel, meer kont dan billen. (Jack De Graef: Het Groot Woorden- en Liedjesboek over het Antwerps dialekt. Vierde aangevulde druk. 1981)
• (Jack de Graef: Het Antwerps Dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw. 1999)
• Mossel. dik, vet vrouwmens. Wa wilde ga ? Ze boezjeirt nemie, 't is oep ienege meunde ’n mossel geweurre. (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)
• Ik riep: “Fruitlikeur!” en kreeg van een mossel, die tijdelijk bij Vadims moeder inwoonde, een vette zoen. (Pieter Waterdrinker: Montagne Russe. 2007)

5) (19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) vieze vrouw: 'een vuile mossel'.

• Een vuil mossel (A.), een stinkmossel (H.). (Alfons de Cock: Spreekwoorden en zegswijzen over vrouwen, de liefde en het huwelijk. 1911)

6) (1988) (homotaal) vrouw: 'Het stinkt hier naar mosselen.'

• (Arendo Joustra: Homo-erotisch woordenboek. 1988)

7) (19e eeuw) (Vlaanderen) klap; oorveeg.

• Iemand 'en mossel geven. Hij kreeg daar eenige mosselen om zijn ooren. (P.J. Cornelissen & J.-B. Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch Dialect. 4 delen. 1899-1906)
• Voor een kaakslag vermelden wij er '87, tegen De Vriese 37: Accent-circonflèxe, appeltaarte, astje, astikotje, atoe,' avoes ; blafte, bonkske; cerone; das, draai, drevel; ei ; flabbe, fiere, flijnke, flirre, flitter; garla, gerla of girla; haberdas, handfeeste, handgeld, harde, hoofdftakke, hoolhuizeke ; kaaksmete, kane, kastaander, kegel, kèze, kinnebákslag, klak, klets, kokarde, klynke, klop; lap, lek, lichter, lijnke, luinker ; mespel, moes, mokhijt, · mokke, mossel, mot, muilpere, muke; oester, olienootje, oorklijnke, oorvage ; pardaf, pataat, paté, petater, pere, pille, pieze, plak, plamaaster, plets, puuste, poets ; 'silderee, smete, smoelpere, smoes, spekke, souftette; taarte, taat, tare, tootse, titabaaster, trek ; vage, vivelamoer, vijge, vleitje, vreeuw; wafel, warmappel, wentel, wimbol; zaadje. (Oostvlaamsche Zanten, april-mei-juni 1944)
• (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981)
• (Jack de Graef: Het Antwerps dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw. 1999. 11e druk)
• Mossel. klap, oorveeg. Ha-j-hijt dar van ze vader ’n goei mossel gekreige. (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)

8) (19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) fluim.

• Mossel, znw., v. — Fluim, rochel. Mossels uitworpen. Pas op, daar leet 'en mossel. Kil. Mosschel, crassior oris pitnita: pingnis, densa ac crassa saliva. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900)