Wat is de betekenis van Pekelharing?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pekelharing

(19e eeuw) (spot.) mager, zwak persoon. • Waarom we spreken van ‘een rare sijs’ of van een pekelharing (zwak ventje: vgl. garnaal, mug), is niet zo duidelik. Schertsend zijn woorden als hitje (loopmeisje) en kievit (handelsreiziger) om hun beweging. Woordspelingen als sabeldier (officier), dagvliegje of duizendpoot (dagmeisje) beho...

2024-04-25
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Pekelharing

Pekelharing, Baltus Hendrik, Nederlands econoom, *17.6.1841 Krommenie, +30.1.1922 's-Gravenhage. Pekelharing werd in 1874 hoogleraar administratief recht en staathuishoudkunde in Delft. Hij had grote invloed op het sociale denken van zijn tijd; hij behoorde tot de kathedersocialisten (→ kathedersocialisme). Bij de → spoorwegstaking van 1903 pleitte...

2024-04-25
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Pekelharing

Helena Geertruida; geb. Middelburg 21 februari 1854, overl. Apeldoorn 13 april 1914. Woonde en werkte in Scheveningen van vóór 1893, Den Haag tot 1910, daarna in Beekbergen (gem. Apeldoorn). Schilderde en tekende o.a. stillevens en bloemen. Vermoedelijk schilderde zij uit liefhebberij.Tentoonstelling Den Haag 1893: viooltjes....

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

pekelharing

gesoute haring.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pekelharing

s., pikelhearring.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pekelharing

m. (-en), en v. g. mv. (als stofn.) 1. gepekelde haring, zoute haring; 2. (fig.) (hist.) potsenmaker op het toneel; 3. magere snoeshaan: die aangeklede pekelharing;

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pekelharing

1. (voorwerpen.), m. pekelharingen; (stofn.), v. (een gepekelde of gezouten haring): hij kocht een pekelharing; van pekelharing houden; 2. m. pekelharingen (magere hansworst of potsenmaker); vero. in bet. 2.

2024-04-25
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Pekelharing

→ Haring.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pekelharing

('pe:kel) m. (-en) 1. Eig. gepekelde, zoute haring : een braden; van houden. 2. Metf. Veroud. magere potsenmaker. Tgst. hansworst.