Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 16-08-2023

mangelen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (Zaanstreek, Amsterdam, vero.) amandelen. Zie ook: kesouse* mangelen.

• mangel, znw. m. Amandel. // Gebrande mangelen. Mag ik 'en mangeltje? - Evenzo te Amsterdam en elders in de Holl. spreektaal. (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)
• .... en ze hadden maar wéér gepraat, en nog 'n koppie koffie gedronken, en nóg 'n sneetje koek gegeten van twaalf cente 'n heele met 'n mangel in 't midden... (J.J. de Haan: Kanalje en opstandige liedjes. 1977)
• Denken jullie eraan dat er kokosmakronen in huis zijn? In de keukenkast staan ze op de onderste plank. En mangelen zijn er ook. (Sal Santen: De kortste weg. 1980)
• mangelen, olienootjes, Sluyser. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)
• (Hans Heestermans & Ditte Simons: Mokums woordenboek. 2014)