Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-12-2020

maandbroeier

betekenis & definitie

(1919) (Leiden, plat) vrouw die meerdere keren in verwachting raakt. Oorspronkelijk van duiven (zie eerste citaat). Syn.: kuikenbuik.

• De doffers liepen buigend voor zijn voeten en koerden uit alle macht. Er waren prachtige soorten bij, echte mooie vosduifjes en kroppers. Hij had ook maandbroeiers, die elke maand jongen kregen, en pauwstaartjes, die als zij Dik zagen, trotsch met hun uitgespreide staarten pronkten. (C.J. Kievit: Toen Dik Trom een jongen was. 1919)
• Maandbroeier - vrouw die erg dikwijls in verwachting was. Jaarboekje 1961)
• maandbroeier, vrouw die vaak in verwachting was. II Kijk nou is zo'n maandbroeier, is staan (Ka kreeg veel kinderen) (Bodrij). (Dick Wortel: Taal in stad en land. Leids. 2002)
• Buik. In Leiden is het taalgebruik vaak niet al te zachtzinnig. De zaken worden onverbloemd bij de naam genoemd en meestal is dat krenkend. Een vrouw die heel wat keren achter elkaar in verwachting raakt heet een maandbrroeier of ook wel een kuikenbuik. En een vrouw die regelmatig een miskraam heeft moeten meemaken, gaat hier door het leven als een krruimelbuik. Het is allemaal wel heel beeldend natuurlijk, maar ook heel denigrerend en beledigend. (Hans Heestermans in Leidsch Dagblad, 05/12/2003)