Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 10-10-2024

'm poetsen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (inf.) er vandoor gaan; vluchten. Syn.: ‘m smeren; de plaat* poetsen.

• Genoeg, 't komt, wat mij betreft, hierop neer, dat ik mij 't heele geval niet zou hebben aangetrokken, als ik er mijn eigen kleermaker en een paar restaurateurs niet onder gezien had, want de oude, die dat nu al een paar maal gehad heeft na die fameuse telegram, had 'm gepoetst en mama en de zusters zaten op onze zaal te gieren van 't lachen, omdat er zooveel waren, en ik mij zoo boos maakte..... (Hendrik de Veer: Frans Holster. 1871)
• ‘Kom, gauw, ze vergeet je, zet je hoed op! Ben je mal om zoo lang te wachten. Ik had 'm al lang gepoetst! O zeg we hebben ons 'n ongeluk gelachen! Eigenlijk om niets....’ (Top Naeff: School-idyllen. 1900)
• 'Dat zal uw geliefde Keins wel zijn. Ik poéts 'm'. (Marcellus Emants: Inwijding. Haags leven. 1901)
• Dan is er aan vechten niet meer to denken en de Duitschers, het wachten moede, poetsen 'm. (Johan Christiaan Schröder: Journalistieke rolmops. 1913)
• ‘Ze hebben 'em gepoetst, meheer!’ was de snuggere opmerking van Pietje. (J.B. Schuil: Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen. 1952)

< >