Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 04-01-2025

leeuwen op de weg zien

betekenis & definitie

(19e eeuw) (fig.) bang zijn voor ingebeelde gevaren; spoken zien. Ontleend aan de bijbel. Syn.: beren* op de weg zien.

• Er zijn leeuwen op den weg: er is gevaar bij de onderneming, denkelijk ontleend van het gebeurde met den Profeet, 1 Kon, XIII: 24. (J.P. Sprenger van Eijk: Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder van De Scheepvaart en het Scheepsleven ontleend. 1835)
• Leeuwen op de weg zien. Voorwendsel voor den luiaard, om zich aan zijn werk te onttrekken. Aan Spr. 22 : 13 ontleend. Over dag en midden op den weg vertoonen zich in den regel roofdieren niet. (Dr. J. Herderschee: Namen en spreekwijzen aan den bijbel ontleend. 1911)
• Dat was nu, wat de dominee de laatste keer, dat zij in de kerk was, weken geleden, gepreekt had, over die leeuwen op de weg van een christen. (D. Hogenbirk: Zonder tucht: een verhaal van huwelijksleed. 1933)
• lk kan jullie alleen maar vertellen, wat ik weet. Voorlopig zou ik nog maar niet al te veel leeuwen op de weg zien. (A. Gass-van der Hoop: Vreemde eenden in de bijt. 1939)
• Saar gooit de vrees met een ruk van haar schouders van zich af, „kwaad hjj is er nog niet, ’t hangt ervan af, wat voor soort kerel het is en dan nog zal ’t even goed hier niet meevallen. Zie nog maar geen leeuwen op de weg, Bien.” (Rie van Rossum: Koosje Mansvelt. 1941)
• Wel overdrijft hij hier en daar; ik geloof bijv. dat hij leeuwen op de weg ziet, als hij beweert dat het weekblad Time eenzijdig aandacht aan de r.k. Kerk schenkt. (Libertinage. Jaargang 1. 1948)
• Je ziet leeuwen op de weg. [Je bent bang voor niets.] (Inez van Eijk: Zo lust ik er nog wel een. 1980)
• Daarom pleitte hij steeds opnieuw voor zelfbeheersing. In de bovengenoemde brief aan Lamberty verwoordde hij dat zo: ‘Ik zie leeuwen op de weg, of om alle beeldspraak te laten vallen, ik weet dat geduld, voorzichtigheid, beleid, zelfbeheersching noodig zullen zijn om langzaam aan, geleidelijk, langs al de verschillende étappes heen, tot het doel te geraken, en dat overhaasting of onnadenkend enthousiasme ons, en ons ideaal, aan de talloze zwakheden zouden doen bezwijken’. (Jo Tolbeek: De toga van Fruin. Denken over geschiedenis in Nederland sinds 1860. 1990)

< >