Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 26-10-2022

kutkammen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (inf.) zeuren; zaniken. Kutkammerij: gezanik.

• Kutkammen: met omhaal van woorden iets trachten te verbloemen, voorwendsels zoeken, uitvluchten maken, allerlei ongegronde bedenkingen opperen. Kutkammerei: lapperei: gezanik, vooral wanneer het uitvluchten betreft. West-Vlaand. kutkammerij, kutkapperij: ijdele bezigheid, prulwerk. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• Sijn se sterrik, je kaèmme? ... hei je se geperbeerd op de kut vaèn je waif? (Israël Querido: Levensgang, 1901)
• Stellig geen psychologisch verhaal met de Franse slag; ik bedoel : een heel boek lang kutkammen over de diepste roerselen van de ziel zonder dat er naar buitenuit ook maar iets schijnt te ( zullen ) gebeuren… (Nieuw Vlaams tijdschrift. 1965)
• Dat soort begint natuurlijk eerst met zichzelf een links diploma uit te reiken. En dan maar kutkammen, dat schijnt een waar beroep te zijn. ... (José de Ceulaer: Elf twintigers. 1972)
• Kutkamm - wkw. (kutkamdede, gekutkamd): onnozel te werk gaan, zinloos wroetelen, opzettelijk verkeerd handelen ; ook: moosjhn, dinne doen. (Roland Desnerck: Oostends woordenboek. 1972)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• Zo kon men, ik meen, Willem Nijholt horen zeggen: „Godverdomme, shit wat 'n zin" en „Niet gewoon die taal. Wie wil die nu lezen?" „De hond van de Baskervilles' is bij deze dus afgeraden. Nijholt meldde bovendien bezig te zijn met een nog nauwelijks meer voorkomende bezigheid, het zogenaamde „kutkammen". (Het Parool, 14/05/1982)
• Toen ik stopte, stelde ik voor eens te gaan bekijken of er interessante dingen bij zaten om op een plaat uit te brengen. We zijn daar zes weken mee bezig geweest. Alle programma's driekeer atluisteren, wikken, wegen: dit is leuk, dit is niet leuk. Kuchjes eruit knippen, versprekinkjes weghalen. Zo hebben we zitten kutkammen. Ik kan je'verzekeren dat luisteren vermoeiend is, vermoeiender dan luisteren én kijken. (Het vrije volk, 27/02/1986)
• Zijn broer, die er helemaal niets van begreep, begon uit te leggen dat hij een week geleden, nadat zijn vrouw weer eens de hele nacht had liggen ‘kutkammen’ over nageslacht, had besloten om vanuit het hospitaal zijn broer in Amsterdam te bellen. (Mariët Meester: Hollands Siberië. 2014)
• En dan ga je kutkammen, zoals wij dat noemen. Sleutelen aan de liedjes, elke dag bellen met Kooymans. (Sander Donkers: Hay: Biografie van de grootste rockster van Nederland. 2016)
• Wat kwam ze nou kutkammen, die ouwe teef? (Mahir Guven: Broer. 2019)
• Karbonkel doet dat wel vaker: de godganse dag klagen over een toestand, en als je dan potentiële uitwegen aanreikt weigert ze resoluut, maar gaat toch verder met kutkammen. (Lale Gül: Ik ga leven. 2021)