Wat is de betekenis van Kroeg?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kroeg

(19e eeuw) (stud.) sociëteit. Zie ook: kroegbeer*; kroegtijger*. • Het is hier alles behalve fideel, herneemt hij weder binnen komende; laat ons hem poetsen en het liever op de Kroeg wat gaan afleggen, als je 't goed vindt; daar is toch niemand zoo vroeg, dan kunnen wij in pace wat leuteren bij de warme kachel. (Johannes Kneppelhout: Stud...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kroeg

kroeg - Zelfstandignaamwoord 1. publieke drinkgelegenheid Hij komt graag wat drinken in de kroeg.

2024-04-26
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Kroeg

Kroeg - sociëteit. Ook wel soos genoemd. Kroegbeer rekening op de sociëteit. Zie ook beer. Kroegjool luidruchtig feest op de sociëteit.

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kroeg

kroeg - zelfstandig naamwoord 1. waar je heen gaat om iets te drinken ♢ ga je mee naar de kroeg voor een borrel? Zelfstandig naamwoord: kroeg de kroeg de kroegen het kroegje...

2024-04-26
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Kroeg

klein café in de binnenstad of in een havenkwartier. Soms hebben dergelijke zaken een kwade naam, omdat ze een toevluchtsoord zijn voor onderwereldfiguren.

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kroeg

kroeë, kantien, drinkplek.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kroeg

s., kroech, sûphúske (it), seupeldershúske (it), kitte.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kroeg

v. (-en), 1. herberg of café van gering allooi, wijnhuis, tapperij ; — naar de kroeg lopen, vaak in café’s zitten drinken; 2. (gemeenz., inz. in studentent.) sociëteit: kom, amice! ’t is tijd voor de kroeg!