kroeg
(19e eeuw) (stud.) sociëteit. Zie ook: kroegbeer*; kroegtijger*. • Het is hier alles behalve fideel, herneemt hij weder binnen komende; laat ons hem poetsen en het liever op de Kroeg wat gaan afleggen, als je 't goed vindt; daar is toch niemand zoo vroeg, dan kunnen wij in pace wat leuteren bij de warme kachel. (Johannes Kneppelhout: Stud...