Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 16-07-2022

konijn

betekenis & definitie

1) (1915) (meestal verkleinw.) (ook: knijntje) (Barg.) potlood.

• We gonge dus same in polletiek na ’n café eerste klas onder ’t gebruik van wijn, rum, cognac en fijne segare, en de netuur mag wete hoe, maar ’s morges om nege uur wier ik weer wakker gemaakt door de ’ötelouwer zelf, in zwarte rok, die mijn me twee gekluste eiertjes brocht met ’n skeutje port, op ’n zilvere blad! Die mot óók ’n paar spijkers hebbe docht die vent en die zal in De Haag wel met geen potlooië of kenijntjes ’oeve te loope (M.J. Brusse: De zonderlinge avonturen van “Zijne Excellentie de Generaal.” 1915)
• Als de politie vraagt, wat voor handel zulke ploerten doen, dan hebben zij een paar dozijn konijntjes in hun zak; dan zijn zij tegen Veenhuizen gewaarborgd.( H. van Aalst: Onder martieners en bietsers (1946)
• (J.G.M. Moormann: De geheimtalen. 2002)
• (Van Dale Modern Bargoens Woordenboek. 2009)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2) (2010) (sold.) kopieerapparaat.

• Konijn: kopieerapparaat, in verband met het snel vermenigvuldigen. (Militair Jargon. Wikipedia, ongedateerd)
• (Militair Jargon in de Telegraaf, 25/06/2010)

3) (1970+) (steeds verkleinw.) (sch.) mannelijk geslachtsdeel.

• (Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Ned. vertaling van The Visual Dictionary of Sex. H.J.W. Becht-Amsterdam. 1977-1980. Woordenlijst p. 126)

4) (1951) (Utrecht, stud.) (meerv.) feuten of groenen.

• In de ontgroeningstijd van de Haarlemse M.T.S. is het gebruikelijk, dat de groenen een veldslag leveren met leerlingen van een andere school. Zo kregen de „konijnen”, zoals de groenen in het M.T.S.- bargoens genoemd worden, gistermiddag de opdracht om de poort van het Kennemerlyceum te Overveen te barricaderen. (Nieuw Utrechtsch dagblad, 27/09/1951)