Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 23-01-2022

kale neet

betekenis & definitie

(17e eeuw) (scheldw.) iemand zonder geld; schooier; armoedzaaier. Een neet was vroeger in de volkstaal het zinnebeeld van kaalheid. Het scheldwoord werd reeds opgetekend bij Bredero ('Gaet heen, jy kalen neet'). Volgens het WNT was 'kale neten' te Amsterdam een scheldwoord voor 'behoorlijk gekleede jongens, jongeheeren (zie Taal en Letteren 9, 222)'. Ook in de woordenlijst bij Maurits Dekker (Amsterdam bij gaslicht. 1949) wordt een 'kale neet' omschreven als een burgerman. Synoniemen zijn (waren): kale jakhals, nakende neet, rot, vink. Iemand die kaal is of pas naar de kapper is geweest, wordt ook wel eens uitgescholden voor 'kale neet'. Een rare vent of meid noemt men in het Bargoens dan weer een 'rare neet'.

• "Jou versoope kaele neet, Jou luisenek". (A. Alewijn: Beslikte Swaantje en Drooge Fobert, of de Boere Rechtbank. Blyspel. 1715)
• Hy is een arme kaele neet, Zo'n edelmannetje, dat graag wat lekkers eet. (P. Langendijk: Gedichten. ca. 1740)
• Soo’n kale neet die je laat sitte assie genoeg van je het. (Herman Heijermans: Het zevende gebod. 1899)
• Woest knokken deed Fransje het alderliefst, vooral tegen de pietschoppers, de kale sinjeurs van de eerste-klasse- scholen. Onder een storm van drift joeg hij de bange sleurheertjes óp en bombardeerde de vluchtende troepjes met scherp-afgebrokkelde straatkeien. ... Als een dolle, teugelloos, rende hij dan den volgenden middag op de „kale neten" af.... (Israël Querido: De Jordaan. Mooie Karel. 1925)
• Dan zal Suze zooiets antwoorden als: verwende kale neet, als het je niet bevalt, donder je maar op. (Maurits Dekker: Amsterdam. 1931)
• Hij begint een beetje op te snijden, vader. Ripperaties en karweitjes bij de goeie rijken: de Sixen en de Van Eeghens; niet bij die kale neten, nee - de echte, ouwe adel! (Jan Mens: Mensen zonder geld. 1939)
• Nakende neet dat je bent! (Piet Bakker: Ciske de rat. 1941)
• Wij voelden, dat die kale neten ons minachtten, omdat we geen Frans op school hadden, omdat er bij ons jongens waren van schoolvoeding en jongens, die op klompen liepen. (Piet Bakker: Jeugd in de Pijp. 1946)
• Ik bezocht een nette en dure school aan de Prinsengracht, waar Frans werd geleerd en klompendragers niet toegelaten werden. Die op klompen noemden ons de kale neten. (Maurits Dekker: Amsterdam bij gaslicht. 1949)
• Toen Martje haar dochter bestrafte en zei dat ze zich behoorlijk moest gedragen, riep ze luid dat ze met geen kale neet wilde spelen. (Jan Mens: De kleine waarheid. 1964)
• (A.P.M. Lafeber: Het dialect van Gouda. 1967)
• Ze betaalden wel, maar ik kreeg geen fooi. Kale neten, dacht ik, één van de meisjes was aan het afstoffen met handschoenen aan, gossie, wat een kouwe kak! (Neel Doff: Keetje Tippel. 1974)
• En ook de tyfus, kale neet, he kankerlijer lik me reet
Langharig tuig, stuk onbenul, subtiele slijmerd, hondelul. (Robert Long: Beschaafde Tango. 1977)
• In de Pels lopen we vast nog wel beroemdheden tegen het lijf, Jan Donkers bijvoorbeeld, die nu een machtig literair mandarijn is geworden, of Dirk Ayelt Kooiman, of die bleke, lange, kale neet, Tom van Deel, en natuurlijk Campert.... (Peter Andriesse: Desperado's. 1981)
• Wij maakten echter geen onderscheid en noemden alles, dat niet op onze school ging, kortweg kale neten. (Ton Heijdra: De Pijp: monument van een wijk. 1989)
• Er ging een raam open. ‘Kapsones h?’ ‘Kale neten!’ (Gerrit Krol: De ziekte van Middleton. 1996)
• Juist ja, De Geyter, die kale neet... (Herman Brusselmans: Ex-drummer. 1998)
• Wat moet je met zo'n kale neet, Nop? (Mensje van Keulen: De gelukkige. 2001)
• Wat weet jij daarvan, kale neet? (Onno te Rijdt: Mores. 2001)
• ‘Poeh,’ klinkt haar stem. ‘Kale neet, houd je maar groot.’ (Catalijn Claes: Ons dagelijks brood. 2012)