Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 26-01-2022

kabouter

betekenis & definitie

1) (sch.) iemand die erg klein is. Wanneer van toepassing op kinderen, dan liefkozend. De oorspronkelijke betekenis van 'aardmannetje, kobold, kwade geest' dateert al van de 13e eeuw.

• De helper... de assistent van de ongerijmd opgebouwde kabouter, van de ... van de gnoom... (Roobjee: Vincent en Astrid van Gogh verdwijnen in een korenveld. 1977)
• Kaboutertje — klein persoontje. (NRC Handelsblad, 15/05/1982)
• Op een gegeven moment ging de deur van de operatiekamer open en er kwam nog iemand, eveneens erg klein van stuk, binnen. Hij beende regelrecht op de snijtafel af. ‘Daar heb je nog zo'n kabouter,’ zei de kribbige Briët hardop. ‘Uw examen is morgen niet om halfelf, maar om elf uur en doet u het maar bij mij thuis, dat is makkelijker,’ zei de professor. (J.M.A. Biesheuvel: Reis door mijn kamer. 1984)
• Gloria en ik zijn klein. We groeien langzaam. We waren de kleinsten van de klas. Sommige mensen fluisterden ‘kabouters’ en schudden het hoofd als ze ons zagen. (Hermine de Graaf: Aanklacht tegen onbekend. 1987)
• Die kabouter is de baas van Pinkpop en die lange sponsort Night of the Proms. (Jan Rot: Meisjes. 2003)

2) (1969) aanhanger van de provobeweging in Amsterdam. Zie ook: provo*.

• In Blokband, het Amsterdamse Taxiblad, troffen wij de volgende overpeinzing van een taxichauffeur, die zich ,,taxi-kabouter" noemt: Naar aanleiding van de oranje affiches van de „Kabouters" van Oranje Vrijstaat: „Geef Hulp. vraag Hulp", ontstond er op één van de standplaatsen een enorm twistgesprek. Uitlatingen van taxichauffeurs over „dat langharig tuig, die opgesloten moeten worden en met de zweep tot werken moeten worden aangezet", enz. — wij allen kennen dat soort uitlatingen — hebben mij tot nadenken gebracht. (Algemeen Handelsblad, 27/05/1970)
• Kabouters, politieke groepering, voortgekomen uit de Provo-beweging, die zich op ludieke wijze keert tegen de heersende maatschappijfilosofie en - op weg naar een anti-autoritaire maatschappijstructuur - incidentele alternatieven ontwikkelt op gebieden als de gezagsverhoudingen, de milieuhygiëne, de woongelegenheid, de consumptiegewoonten enz. Het was het Amsterdamse gemeenteraadslid Roei van Duyn die de kaboutergedachte in 1969 introduceerde in de raad; de kabouter symboliseert in zijn ideologie de dicht bij de natuur levende mens, die zich vrij kan overgeven aan zijn fantasie. Deze kabouter wordt ten voorbeeld gesteld aan de plastic-mensen die de welvaartmaatschappij bevolken. Wie teveel welvaart vraagt, schaadt zijn eigen welzijn werd de leidende gedachte voor de Kabouterpartij. In febr. 1970 werd het 'alternatieve staatje in de staat' Oranje Vrijstaat (volkslied: De uil zat in de olmen) uitgeroepen, in maart werd officieel de Kabouterpartij opgericht. Raadslid Van Duyn opereerde sedertdien als ambassadeur van Oranje Vrijstaat, en zag zichzelf als verbindingsman tussen kabouters en de 'autoriteiten van de oude staat'. De kabouters ontplooiden in 1970 vele activiteiten. Zij stichtten een aantal zgn. volksdepartementen, zoals voor geestelijke volksgezondheid, onderwijs en opvoeding, landbouw, milieuhygiëne, sabotage van macht en geweld en voor behoeftebevrediging. Wekelijks werd er een 'volksvergadering' gehouden, soms in de open lucht (Vondelpark). Er kwam een alternatieve PTT, die ook enkele series Oranje-Vrijstaatpostzegels in omloop bracht en een Bond van Oranje Vrijstaat Architecten met eigen plannen voor de stadssanering. Verder werd er een bejaardenhulpdienst opgericht, een alternatieve kledingindustrie (in het jeugdcentrum Paradiso), Oranje Vrij-crèches, een Kabouterpersburo en een Kabouter-krant, die in 1970 ongeveer tien verschijningen haalde. (Winkler Prins Jaarboek 1971)
• Titia herdacht de goede tijd van de Kabouterbeweging in Amsterdam, toen er altijd een actieve kabouterman van éénmeter-tachtig bereid was de koffer van een reumatisch oud mens te tillen. Maar de politieke kabouters waren de weg van de sprookjeskabouters gegaan, ze bestonden niet meer. (Elisabeth Keesing: Maart is nog ver. 1979)
• 'Ik dacht dat jij Kabouters zou stemmen,' zei Nicolien. 'Niet nu Roel van Duyn niet op de lijst staat.' (J.J. Voskuil: Het Bureau 2. Vuile handen. 1996)
• Vanaf eind 1969 tot mei 1971 blazen de kabouters het ideeëngoed van provo nieuw leven in. Anders dan provo’s willen kabouters het publiek niet choqueren, maar stellen zij zich vriendelijk en dienstbaar op. (Kitty de Leeuw e.a.: Jong 1950-2000. Gepubl. 2000)
• In Amsterdam waren de kabouters actief, die happenings hielden op het Spui, bij het beeld Het Lieverdje. (Peter Langendam: Morgen gebeurt het. 2007)
• Twee dagen na de eerste bakfietsoptocht richtten leden van de Kabouters de ‘Auto-eliminatiedienst’ op. De Kabouters zelf waren twee weken daarvoor opgericht door Provo-lid van het eerste uur Roel van Duijn. Deze nieuwe activistenbeweging, waarin Van Duijn opriep tot een ‘ecologische transformatie van de maatschappij’, stichtte de Oranje Vrijstaat, een onafhankelijke staat zonder grenzen. (Pete Jordan: De fietsrepubliek. 2013)
• ‘Ah, Roel van Duijn,’ lachte mijn moeder. ‘Dat is een man met idealen die zich bezighoudt met politiek. Hij noemt zich kabouter omdat kaboutertjes goed voor de natuur zorgen. Hij vindt dat wij dat ook meer moeten gaan doen. Daarom heeft hij de kabouterbeweging opgericht.’ (Patricia F. Wessels: De wensdagen. Een jeugd in de Jordaan. 2016)

3) (1970+) (sch.) mannelijk geslachtsdeel. Een ‘stramme kabouter’ duidt op een erectie.

• (Geïllustreerde Encyclopedie van de Sexualiteit. Ned. vertaling van The Visual Dictionary of Sex. H.J.W. Becht-Amsterdam. 1977-1980. Woordenlijst p. 126)
Voor ons in de kruiende menigte staat een vader met zijn zoontje op de nek. De kleine moet pipi doen. Papa kan geen kant uit en troont zijn nazaat mee naar de gevel van cafe De Gouden Draak. Grote Plas, grote vent! Om maar niets te hoeven missen van de parade loopt zoonlief spontaan weg, de stramme kabouter nog uit de broek. Als hij hem eindelijk te pakken heeft ritst Papa beschaamd dicht. (Algemeen Dagblad, 22/02/1993)
• ‘Mijn grote kracht is dat ik iedere vent een stramme kabouter kan bezorgen,’ zei ze. ‘Op afstand, met mijn ogen.’ (Kees van Beijnum: De oesters van Nam Kee. 2000)
• Pjotr piekert over Marie en is niet zo in de stemming voor 'zwijnerijen', al zit hij op een gegeven moment ongewild ook met een 'stijve kabouter'(maar niet voor lang). (De Volkskrant, 02/10/2002)
• Zowel links als rechts van me worden alle wc-clichés maar weer eens van stal gehaald. Van stramme kabouters die gelucht moeten worden tot leugens dat pissen lekkerder is dan klaarkomen, alles komt voorbij. (Jeroen Guliker: Zeven vrouwen later. 2017)