Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 23-08-2021

kaaljakker

betekenis & definitie

(1914) (Barg.) armoedzaaier. Eigenlijk: iemand met een 'kaal jak': een kale jas. Bij Molema vinden we 'kaaljager' voor een 'aanmatigende arme duivel'.

• Kaaljakker m. z. n., kale sinjeur. (C. Breuls: Vademecum handelend over Maastrichtsch dialect. 1914)
• Seg ik te veul?... Welneenet! Soo'n kaaljakker heb averij en doet 'r of t'r geen koeltje an de lucht swabbert! (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• Vijf jaren geleden nu, had Karel gevochten met dien bokser, kaaljakker en bulderjan Loe uit de Nes. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925)
• ... da volk van ongetemde barbaren - barbaren gebleven tot op den huidigen dag, al draagt een gedeelte van zijn jongste geslacht dan ook sokken met striepen en ruiten en broeken met vouwen erin, die kaaljakkers! (de Groene Amsterdammer, 18/12/1926)
• Asteblief, ge hadt het af te geven aan die kaaljakkers. (Antoon Coolen: Het donkere licht. 1930)
• De vrouw van den goeden moordenaar, Hanneke, krijgt in haar eenzaamheid nogal eens be-zoek van een voerman, Geraart den Beer en van een "kaaljakker" van een Hagenoar, die in het dorp is komen afzakken. (het Vaderland, 10/01/1932)
• En die kaaljakkers uit den Haag. (Antoon Coolen: Keur omnibus. 1964)
• Haagse kaaljakker! riepen ze. (Antoon Coolen: De goede moordenaar. 1970)
• Kaaljakkers behelst het relaas van drie dakloze armoedzaaiers, verblijvend in een ontstel-lende ruimte van rommel, die kost wat het kost de moed erin proberen te houden. Zij hebben een gezamenlijk onderkomen gevonden in een afbraakbuurt, waar de sloopkogel zijn ver-woestende werk doet. Tussen hoop en vrees trachten de drie aan lager wal geraakte helden het hoofd boven water te houden en het leven tot begrijpelijke proporties terug te brengen. (www.junushoff.nl/programma, 31/01/2002)
• (Paul Spapens, Gerard Steijns, Wil Sterenborg & Frans Verbunt: Goedgetold. Diksjenèèr van de Tilbörgse taol. 2004)
• De kaaljakkers uit onze buurt zouden nooit geld schenken, die schooiers waren allang blij als ze iedere avond hun natje en droogje op orde hadden. (Özcan Akyol: Eus. 2012)
• (Casper van de Ven: De Brabantse spot- en scheldnamen. 2013)
• De Hagenaar droeg een bontjas maar werd aan de Haagse politie overgedragen als armlastige vreemdeling. Hij was dus ook een 'kaaljager', een onbemiddelde man die dit poogt te verbergen door heer te spelen (WTT, CuBra). In het Tilburgs was dat een 'kaoljaoger' of 'kaoljakker'. (Ed Schilders: Appetjoek! Spotten en schelden in Tilburg, Goirle en ommelanden. 2016)