Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 23-09-2023

ijzerenheinig

betekenis & definitie

(1940) (inf.) onverstoorbaar; stug doorzettend. Zie ook: ijzeren* hein.

• Er was nog een cadet' vaandrig, die ijzeren-heinig, maar correct was en bleef. (De Zaanlander, 09/07/1940)
• Het kan ook zijn, dat de fout bij de ondervrager ligt, want ik heb ook wel eem zo'n man op de. stoep gehad met de vraag welke pudding ik het lekkerste vond. Toen ik zei, dat ik niet van pudding hield en het des- wege nooit at, vroeg hij ijzerenheinig voort welke soort ik dan toch het smakelijkst vond. (De Telegraaf, 25/11/1965)
• Wat ik geschreven heb, is mijn eigen visie op deze mah, die helemaal niet zo ijzeren-heinig was als veel mensen denken. (Het Parool, 14/07/1978)
• Ik begrijp dan ook niet, dat die energiebedrijven zo „ijzeren-heinig" door blijven gaan met verhoging van hun energietarieven, riep Groenevelt uit. (Trouw, 18/06/1981)
• Mij als ‘native speaker’ - en dus als de ultieme rechter inzake grammaticaliteit - stoort een dergelijke variatie echter in het geheel niet. Enkel de schoolmeesters van Onze Taal/de Taaladviesdienst kunnen niet tegen een ogenschijnlijk afwijken van een ijzerenheinige uniformiteit. (Onze Taal. Jaargang 63. 1994)
• Al zingt Levano nauwelijks, hij laat de sonate klinken als muziek. Schwitters' interpretatie heeft meer het karakter van een goed volgehouden ijzerenheinigheid. Hij reciteert droog, maar consequent. (Bzzlletin. Jaargang 25. 1995-1996)
• Eddy bleef ijzerenheinig zijn rolletje spelen zonder Bolkestein gelegenheid te bieden hem aan het oor te trekken en de klas uit te sturen, zoals hij graag met andere jongens deed. (Kees Snoek: E. du Perron. Het leven van een smalle mens. 2005)