Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-08-2020

ijzeren koe

betekenis & definitie

(18e eeuw) (Groningen, Drente) som geld waarvan een predikant het vruchtgebruik had. Bij zijn vertrek moest hij het geld teruggeven.

• Verder geeft de Drentsche Almanak eene soort van historisch antiquarisch raadsel, getiteld: de ijzeren koe – te weten, in eenige plaatsen van Drenthe genoten voorheen de predikanten een zeker geldelijk voordeel, waarvoor zij de ijzeren koe, die bij begrafenissen werd meegenomen, in hunne woning bewaren moesten. (Historisch tijdschrift onder medewerking van eenige geleerden, 1e jaargang 1841)
• Een ander overblijfsel van den grijzen voortijd is de ijzeren koe, aan de pastorij behoorende. Men verstaat onder die benaming een zekere som gelds, die door de kerk. voogden aan den predikant wordt ter hand gesteld bij zijn komst in de gemeente, maar die door deze of zijn erven weder moet uitgekeerd worden, ingeval hij vertrekl, zijn ambt neerlegt of overlijdt. (Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst door drie Podagristen. Iste Deel. 1843)
• ijzeren koe. Op vele plaatsen in Drente werd (of: wordt) aan den predikant bij zijne komst in de gemeente eene zekere som gelds ter hand gesteld, onder verplichting om die gelden, bij zijn vertrek, aan de kerkvoogdij terug te betalen, die dan vervolgens in handen van den nieuwen predikant overgaan; ingeval van overlijden hebben de erfgenamen daarvoor te zorgen. Deze geldsom draagt den naam van ijzeren koe, en verschilt in bijna iedere gemeente. Zoo bedroeg zij te Gasselte ƒ 400, te Ruinen ƒ 120 en elders nog weer minder. Dr. Mosaïk 1 St. p. 22. Zie ook Dr. Volksalm, 1842; id. 1843, p. 197 e.v. (H. Molema : Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. 1889)
• ijzeren koe. Op enkele plaatsen in Westerwolde, o.a. te Sellingen en op vele plaatsen in Drente werd (of: wordt) aan den predikant bij zijne komst in de gemeente eene zekere som gelds ter hand gesteld, onder verplichting om die, bij zijn vertrek, aan de kerkvoogdij terug te betalen, die dan vervolgens in handen van den nieuwen predikant overging; ingeval van overlijden hadden de erfgenamen daarvoor te zorgen. Deze geldsom heet ijzeren koe, en verschilt in bijna iedere gemeente. Zoo bedroeg zij te Gasselte f 400, te Ruinen f 120 en elders nog weer minder. Dr. Mosaik 1 St. bl. 22; Dr. Volksalm. 1842 bl. 133; id. 1843, bl. 197 e.v. Zie ook: Dr. Volksalm. 1844 bl. 94 e.v. zoo mede de Gron. Volksalm. 1845 bl. 76, en vooral de Geldersche Volksalm. 1887. {p.4173} (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)