Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-01-2021

ijsprinses, ijskoningin

betekenis & definitie

(1985) (inf.) koele, afstandelijke vrouw. Vgl. Eng. ice queen.

• ... mij hier tegenover die ijsprinses een beetje o kleineren -mij, Kapelaan, die toch lezen en schrijven kan en een prachtig proefschrift heeft geschreven ... (Willem van Toorn: Omtrent Kapelaan en andere verhalen. 1985)
• Is dit dan het einde, Laura? Heb je me niets te zeggen? IJskoningin. Winterkoningin. Je gunt mij geen straaltje zon. Niet de minste warmte. Koele, koele Laura. (Kristien Hemmerechts: Brede heupen. 1989)
• Zo creëerden wij de Marianne Timmer-Barbiepop. Half Nederland zit immers te wachten tot de ijsprinses poseert in Playboy. (Nieuwe Revu, 09/12/1998)
• Maar ze had haar zenuwen in bedwang. Vandaag was ze een ijskoningin. (Joost van Bellen: Pandaogen. 2014)
• Bij Bella is geen greintje liefde meer als we ons samenzijn definitief afsluiten onder het genot van een slecht glas wijn. Ze speelt overtuigend voor ijsprinses. (Luckie S. Delacroix: Johnny Cash danst nooit. 2015)
• Indien Ella zich als een ijsprinses gedroeg, zouden enkele mannen zich aftrekken terwijl ze naar haar lijf keken, maar zou niemand toenadering zoeken. (Fleur van Groningen: Swingers. 2020)