Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 09-08-2022

ijsbaan

betekenis & definitie

1) (1942) (sold. Ned.-Indië) exercitieveld.

• Als men 's avonds zwaam bomend enkele rondjes om het veld wandelde, werd dat ijsbanen genoemd. Om halfnegen al naar buiten naar de ijsbaan en Kooimans ontmoet. (Wim Kan: Burmadagboek 1942-45. Gepubl. 1986)

2) (1992) (flipperen) razendsnelle flipperkast.

• (Marc De Coster: Woordenboek van Jargon en Slang. 1992)

3) (1974) (Gent, sch.) glad, kaal hoofd.

• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)