Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-08-2020

iezeltje

betekenis & definitie

(1921) (inf.) klein beetje: een - melk in mijn thee.

• Honderdmaal liever een bilikken hok met een aarden vloer en een grooten, wijden, diepen bak met frisch, verkwikkend water, dan die weelde- dingen met hun iezeltje lauwwarme vloeistof. ( Indië: geïllustreerd tijdschrift voor Nederland en koloniën, Volume 5. 1921)
• Zijn wij niet allemaal (behalve u en natuurlijk ik) een piezeltje van een iezeltje voyeur, loerder, peeping Tom? (Algemeen Dagblad, 02/08/1965)