Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 08-08-2020

hintemer

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) iemand met een seksuele afwijking; homo, flikker; meer algemeen: viezerik, smeerlap. Houdt verband met het Duitse 'Hinter' , achter of achterste.

• Hintemer: gemeene, vieze, ontuchtige kerel; sodomiter. (Köster Henke: De Boeventaal. 1906)
• hintemer: gemeene, vieze, ontuchtige kerel. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)
• Hijsch nou gauw de gaffel hintemer!... Mô 'k nié stikke? (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• Hintemer: sodemiter, ontuchtige kerel. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Krijg de ziekte, hintemer, je platvink is nat... (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)
• (Enno Endt: Een taal van horen zeggen. Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• (Arendo Joustra: Homo-erotisch woordenboek. 1988)