1) (17e eeuw) (euf.) opgeven; flauwvallen; sterven. Soms ook: de vaan strijken.
• 't Vaantje strijken. Van zijn stokje gaan. (Spreekwoorden en spreekwoordelijke uitdrukkingen, voornamelijk uit Goeree en Overflakkee. In: De Nieuwe Taalgids. Jaargang 13. 1919)
• Wat een lef!... Jij strijkt dadelijk het vaantje! (Joh. H. Been: De zwerftochten van Kakkerlak. 1921)
• Ik moet zeggen, dat ik voor de mensen, die zulke krantjes uitgeven, met veel respect mijn vaantje strijk.... (Meyer Sluyser: Hier is de VARA: 25 jaar democratisch-socialisme in de omroep. 1950)
• Zij moesten, overladen met schande, het vaantje strijken en aftrekken. (Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1824)
• Maar 't moest nou gauw uit zijn, anders zou hij het vaantje strijken. (Piet Bakker: De Slag. 1951)
• Voor het eerst kwam VVV van eigen helft. Als een blind paard liep hun middenvoor tegen Terlouw op en streek de vaan. (J..A. Deelder: Schöne Welt. 1982)
• Veel hoon schuilt in jeugd, de onbeschoftheid dat de wereld doorgaat als wij het vaantje strijken. (Willem Brakman: Inferno. 1991)
• Hè? Wat is dat? Heeft-ie het vaantje gestreken? (Catalijn Claes: Neem mij zoals ik ben. 2012)
• In Duitsland, Frankrijk en België kun je gaspistolen kopen zoveel als je er wilt. Ze lijken precies op .38 Specials, dus het schrikt ook om andere reden af. En die vent strijkt echt het vaantje, absoluut. (Jan D. Swart, Johan Derksen: Kanjers, culthelden en engnekken. 2014)
• Plots breekt het zweet hem uit, een hartklopping doet hem naar adem happen, er komt een waas voor zijn ogen en hij voelt zich wegglijden. En Hielme roept verbaasd uit: ‘Krijg nou wat! Hij strijkt het vaantje!’ (Catalijn Claes: Ruwe bolsters. 2018)
2) (18e eeuw) (inf.) een slappe penis krijgen.
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017)