Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-08-2020

harderwijker

betekenis & definitie

(1973) (Rotterdam, scheldw.) vrek; gierigaard. Vgl. de uitdrukking ‘hij is van Harderwijk’: hij heeft geen geld. Refereert aan Harderwijk in Gelderland. Tevens wordt gezinspeeld op een ‘hard’ leven. Een gierigaard noemt men in de volkstaal ook een bolleschok*; een centenbijter* of centendief*; een droogkakker*; een duitendief*; een erwtenteller*; een gortenteller*; een Griek*; een kniepert* of kniert*; een krentenkakker* of krentenpoffer*; een mierenvreter*; een muizelaar*.

• Harderwijker: wrek. (Opoe Herfst. Samengesteld door reclame-adviesbureau Advertising Marketing + Design, Rotterdam. 1973)
• Maar een vrek noemen ze aan de Maas een Harderwijker en dat zou, geloof ik, in Amsterdam niemand zo verstaan. (Het Parool, 24/01/1973)
• Van den Berge vergeet dat ook ik een Hollander ben en nota bene vier jaar in Harderwijk gewoond heb. En als het me uitkomt, ben ik af en toe een echte 'Harderwieker': een eufemisme voor iemand die heel zuinig me\ het aardse slijk kan omgaan. (Nederlands dagblad, 05/08/1993)
• (Frits Bom: De havenman. Rotterdams voor gevorderden. 2011)
• Ook bezigt hij wonderlijke en vermoedelijk met uitsterven bedreigde uitdrukkingen. Hij zegt ‘kroelen’ wanneer hij vrijen bedoelt. Als iemand gierig is, heet hij een ‘Harderwijker’. Een goede worp bij het yahtzeeën: ‘Moeder vraagt of het zo goed is’. Of: ‘caramba!’ Als hij ergens moet wachten: ‘Een uur is te lang.’ Als er werk aan de winkel is: ‘Laat je jatten wapperen.’ Als iets meevalt: ‘Dat is poepen zonder douwen.’ Als iemand hem in de maling probeert te nemen: ‘Ja, mijn tokus!’ Dat is Jiddisch voor ‘anus’ maar bij mijn vader slaat het op zijn geslachtsdeel. Soms maakt hij daar ten overvloede nog een gebaar bij in de buurt van zijn gulp. Wanneer iemand in zijn omgeving ‘godverdomme’ zegt, reageert hij met: ‘Ik een rechte, jij een kromme.’ (Simon Rozendaal: De winkel van mijn vader. 2011)