Wat is de betekenis van Harderwijker?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Harderwijker

I. bn., uit Harderwijk; II. zn. m. (-s), 1. iem. uit Harderwijk; 2. (te Harderwijk gerookte) bokking.

2025-07-15
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Harderwijker

Het begrip Harderwijker heeft 2 verschillende betekenissen: 1) iemand uit Harderwijk. iemand die afkomstig is uit Harderwijk; inwoner van Harderwijk. 2) van Harderwijk. van Harderwijk; uit Harderwijk; in Harderwijk.

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

harderwijker

(1973) (Rotterdam, scheldw.) vrek; gierigaard. Vgl. de uitdrukking ‘hij is van Harderwijk’: hij heeft geen geld. Refereert aan Harderwijk in Gelderland. Tevens wordt gezinspeeld op een ‘hard’ leven. Een gierigaard noemt men in de volkstaal ook een bolleschok*; een centenbijter* of centendief*; een droogkakker*; een duit...

2025-07-15
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Harderwijker

(Rotterdam) vrek; gierigaard. Vgl. de uitdrukking hij is van Harderwijk: hij heeft geen geld. Refereert aan Harderwijk in Gelderland. Tevens wordt gezinspeeld op een ‘hard’ leven.Harderwijker: wrek. (Opoe Herfst. Samengesteld door reclame-adviesbureau Advertising Marketing + Design, Rotterdam, 1973)

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Harderwijker

m. (-s) persoon of zaak uit Harderwijk nl. 1. inwoner, man afkomstig van Harderwijk. 2. harderwijker aldaar gerookte bokking.

2025-07-15
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

harderwijker

m. (-s), gestoomde volle →haring.

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Harderwijker

HARDERWIJKER, m. (-s), iem. uit Harderwijk; (ook) eene benaming voor te Harderwijk gerookte bokking.