Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-04-2023

gloria

betekenis & definitie

(1881) (< Lat. alles wat heerlijk is) (vnl. Gent, Antwerpen, Oostende) gesuikerde jenever; borrel; soms: mengsel van rum, cognac of jenever met heet water en suiker.

• Een gloria. (Zesentwintig namen voor ‘een borreltje.’ In: Noord en Zuid. Jaargang 4. 1881)
• Gloria, (fr.), mengsel van warme koffie met suiker en brandewijn. De voorzangers plachten dien drank te gebruiken, omdat hij geacht wordt, de stem helder te maken, vandaar zijn naam. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Gloriaatje. o. Wel eenigszins verouderd: 1. Gesuikerde jenever, dien men doet vlammen. 2. Een laatste schop kolen, die men in de stoof of in de kachel doet, vooraleer slapen te gaan, waardoor het vuur nog eens goed opflikkert. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• Gloorja z.n. (mv. gloorjaas), vklw. Gloorjaatsje ; m. : grog, mengsel van rum, cognac of jenever met heet water en suiker; ook: atsja ; aanm. : gloorjaas worden te Oostende met nieuwjaar gedronken ; als men dan iemand ontvangt, zegt men : zét je, drienkt e gloorja én it e luksje (zie lukke) ; vgl. poester. (Roland Desnerck: Oostends woordenboek. 1972)
• (Ewoud Sanders: Borrelwoordenboek. 1997)
• Gloria, (kleine) kop koffie met suiker en cognac of brandewijn. G. gezongen deel van de rooms-katholieke mis op zon- en feestdagen: naar de lofzang der engelen bij de geboorte van Jezus: ‘Gloria in excelsis Deo’, eer aan God in den hoge. De voorzangers dronken Gloria voor de mis omdat daardoor, naar zij beweerden, hun stem helderder werd. (Paul van Riel: Kroegwoordenschat. 1998)