Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-11-2023

ges, gis

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) slim; verstandig; uitgeslapen. Soms: onveilig: 'het is me hier een beetje al te gis.'

• Hij is een gisse jongen. (Köster Henke: De Boeventaal. 1906)
Ze voelen zich verre 't sterkst in hun overmacht van wel 'n vijftig gisse jongens en gehaaide meiden tegen die twee, heerig aangekleede, behoorlijk verzorgde, wèl doorvoede goozers uit de burgermaatschappij. (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• Ik mag van meself segge, dâ 'k 'n reuse deurgekiende gisse jonge bin... 'n ongegeneerde Tuindwarsstrater... gebaure en getauge in de Jerdaan. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• En zo'n prul noemt z'n eige 'n gesse jongen... (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• ‘Verrek!’ lalde Tonia. ‘Pollie heeft mijn toch niet nodig? Die is ges genoeg om op z'n eige te passe en naar z'n bikke te dregge. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• Sjeek denkt nou wel, dat hij alleen ges is, maar er zijn meer gare jonges op de vlakte. (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop. 1937)
• Maar even zo vrolijk een gesse jongen, een sobat om op te bouwen. (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951)
• Een taxi nemen en zodoende een vreemde in een zaak betrekken, dat deed een gesse jongen niet. (Willem van Iependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1951)
• Alleen gesse jongens durven te kidnappen.... (Piet Bakker: Kidnap. 1953)
‘Je bent nog altijd even gis,’ zei ze. (Max Dendermonde: Een blauwe maandag op aarde. 1965)
• Die baas dacht dat hij piekgis was. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968)
• Eenmaal buiten vroeg hij zich bezorgd af of gisse Lola toch niet ontdekken zou dat 'Catarina' een buitenlandse studente was... (Miep Diekmann: Total Loss, weetjewel. 1973)
• Erg gis vond ik haar niet. (Johnny van Doorn: Langzame wals. 1986)
• Nicolette, de gisse leidster van de Kenaus. (Johnny van Doorn: De lieve vrede. 1990)
• Het waren gisse jongens daar, die inkochten, met een goede neus voor welk drukwerk het best de zo nadrukkelijk veranderende tijden in beeld en geschrift bracht. (Avenue, oktober 1991)