Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-11-2020

geen lazerij

betekenis & definitie

(1920) (inf.) geen zier; niets. Syn.: geen lazer*.

• ... en ik begrijp van de hele beweging geen lazerij... (A.M. de Jong: Merijntje Gijzens jeugd en jonge jaren. 1935-1938)
• Het eten deugde geen lazerij. (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman. 1969)
• 't Is alleen maar een zielige jongen, maar daar schiet je ook geen lazerij mee op. (Het Parool, 07/07/1973)
• .... en dan denken ze daar een jezuswagen voor te krijgen en als er dan wat aan mankeert komen ze matten en daar heb ik geen lazerij voor. (Harry Plateel: Een Jezusbaan. 1974)