Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 14-07-2023

de hoogte hebben

betekenis & definitie

1) (1991) (ook: de hoogte krijgen) (lesbotaal) geil zijn (worden).

• (Hanneke Kunst & Xandra Schutte: Lesbiaans. Lexicon van de Lesbotaal. 1991)
• (M.A. van den Broek: Erotisch spreekwoordenboek. 2002)

2) (18e eeuw) (euf.) dronken zijn. Eigenlijk: op een punt gekomen zijn, waar men beter niet voorbij gaat. Daar boven ligt volledige dronkenschap.

• Hy heeft de hoogte. Dit zegt men van ymand, die den beker gelicht heeft. De zin is, 't loopt met hem zo hoog als 't gaan mag, hem dient niet meer. Dus zegt men mede: Hy heeft het voor zyn hart, en zyn ooren zyn rood, of warm, geworden. (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitleg van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel I. 1726)
• „Hei, hei!” riep Grossjohann, ,je hebt de hoogte!” (Bernard Canter & Arthur Tervooren: De lafaard. 1916)
• De hoogte hebben. (De stuurman neemt de hoogte van 'n ster of van de zon. Hij staat dan achterover met z'n sextant voor 't oog. Een ogenblik later staat een matroos met een fles aan z'n mond, ook achterover. Hij neemt ook de hoogte, zegt een kameraad. En als de fles leeg is, en hij weggaat, dan heeft hij de hoogte. - Is deze uitdrukking nu werkelijk zo ontstaan? Wie zal 't zeggen? (J. Mathijs Acket: Stijlstudie en stijloefening. 1918)
• Het Nederlands zal wel voor geen taal onderdoen in vindingrijkheid van verzachtende termen voor dronkenschap en een borrel. ‘Hij drinkt’, ‘hij is aan de drank’ zijn al niet meer sterk eufemisties. Toegefeliker is men voor iemand die zich eenmaal te buiten gaat: hij heeft de hoogte, hij heeft wat te veel, hij is opgewonden, vrolik, of met vreemde woorden: tipsy, angeheitert, ému. Aangeschoten is alweer een versleten vergoeliking. Een politie-eufemisme is: ‘onder de invloed van de sterkedrank’. In volkstaal zegt men: hij is nat, vet; hij heeft 'm om, hij heeft het te pakken enz. (de Nieuwe Taalgids. Jaargang 14. 1920)
• Schertsend: hai het de hoogte = hij heeft nu net zo veel drank gehad, als goed voor hem is. (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Men zal niet zeggen dat iemand „dronken" is. Daarvoor gelden ten eerste eenige uitdrukkingen aan de zeemanstaal ontleend : Hij haat de hoogte sk ep (skeep hebbe = ingeladen hebben; nl. de voile hoogte (niveau) van de flesch). Hij is fan de kjst (de kist is een bak voor het opbergen van bier of andere dranken, aan dek ; tengevolge van de bierkist dus). Andere omschrijvingen zijn : hij haat-te lamp an ; hij is skeef ; hij is kiekes ; hij is (half) om; hij is in de kroote; hij is lols; hij h at natte kouse. „We hadden 'n borrel op" wordt omschreven met : „Dat ging mit 'n snee in de neus" (zie Ned. Wdb. XIV, 2278). Men is dan niet „smoorloos"; veeleer „'n beetje luchtig". (G.S. Overdiep: De volkstaal van Katwijk aan Zee. 1940)
• (Ed van Eden: Deltas groot spreekwoordenboek. 1989)
• 'ógte, (de - 'ebbe) dronken zijn, de hoogte hebben. De êste twie ure toe gong (ging) 't nog wel mar toe leeter toe 'a' die toch goed-te 'ógte: de eerste twee uur ging het nog wel maar later was hij toch flink dronken. Let nog op de overbodige vermelding van een woordje als toe in de Scheveningse tekst, iets wat kan worden aangemerkt als een regelmatig voorkomend verschijnsel in het plaatselijke dialect. Voor dit woordje toe (zie - ). (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)
• Ik tuurde over de balustrade in de diepte en stelde vast dat ik, welbeschouwd, behoorlijk de hoogte had. (L.H. Wiener: De verhalen. 2015)