Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-04-2023

de engeltjes schudden hun bed op

betekenis & definitie

(eind 19e eeuw) (ook: de engeltjes schudden hun vleugels) (kind.) het sneeuwt.

• (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• Op eens riep Juffertje Bemoeial uit: “kijk ‘s, kijk 's de engeltjes schudden hun vleugeitjes. Het was beginnen te sneeuwen. (De locomotief : Samarangsch handels- en advertentie-blad, 03/10/1900)
• (Alfons de Cock: Kinderspel & kinderlust in Zuid-Nederland: deel. Kind en natuur. 1906)
• Telkens en telkens keken zij weer uit het raam naar de sneeuw. Pim, een broertje van Liesje en Joke begreep maar niet wat het was. Hij zei dan ook tegen moeder: „Mamma kijk die watjes eens daar”. Moeder antwoordde Pim: „Ja Pim, de engeltjes -schudden hun bedjes uit”. (Eindhovensch dagblad, 25/01/1958)
• Toen ze haar thuisbrachten, stortte de dikke, kale pastoor (hij was de vertrouwensman en de raadsheer van de ouwe heer Polycarpus geweest) alle zalvende woorden uit zijn repertorium (de engeltjes schudden hun bedje uit en laten de vlokjes vliegen) over hem uit, maar hij beukte met zijn hoofd tegen de muur van de gang alsof hij zichzelf de gummistokslagen wilde toebrengen die hij niet had gekregen van de rijkswachter. (Robin Hannelore: De schaamrode rapsode. 1972)
• (Huizinga’s spreekwoorden en gezegden. 1994)
• (Inez van Eijk: Als m'n tante een snor had... Meer dan 8000 gelijkhebbers, afhouders, dijenkletsers en andere uitdrukkingen uit de Nederlandse taal. 1995)
• 'De engeltjes schudden hun matrassen op,' zei een jongetje tegen zijn moeder, toen we ze voorbijliepen. 'Knoop je jas dicht,' was het antwoord. (Bart Moeyaert: Duet met valse noten. 2009)