Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-07-2021

dat moet je niet uitvlakken

betekenis & definitie

(1902) (inf.) daar moet je niet geringschattend over denken; dat is niet te verwaarlozen; dat is van belang. Deze uitdrukking komt al voor in het begin van de twintigste eeuw, o.a. in 'De Schetsen van Samuel Falkland' (1902) en bij Van Ginneken. Syn. dat moet je niet uitpissen*.

• Griet was één en al bewondering. ‘Sjonge, sjonge, dat mot je niet uitvlakken!’ zei ze. (J.B. Schuil, De A.F.C.-ers. 1915)
• Ik ben tegenwoordig serieus aan ’t teekenen en schilderen. Moet je niet uitvlakken, hoor! (E. Belinfante-Belinfante: Mies Demming. 1925)
• .... maar die Max moet je ook niet uitvlakken... (Meyer Sluyser, onder pseudoniem Onno Win: Met de trekpot op avontuur. 1934)
• … daar zit toekomst in en je moet het pensioen ook niet uitvlakken: de romantiek voor burgerluitjes. (Jan Mens: Er wacht een haven. 1950)
• Ze slaagde er met veel moeite in, diepe sympathie en meeleven in haar stem te leggen, maar haar hart was bij Eliot, Lowell en wie weet bij die zo voor haar ijverende oude prof Richard, geen dichter, geen schrijver van betekenis, maar toch niet iemand om uit te vlakken. (Adriaan van der Veen: In liefdesnaam. 1975)
• Rebbe Wagenaar was zelfs opperrabijn. Vlak dat niet uit. (Sal Santen: Saartje gebakken botje. 1983)
• Maar de ‘Tedeschi’ zijn ook lang. En vlak de Noren ook niet uit. (Godfried Bomans: Genieten in een gekkenhuis. 2011)