Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-07-2023

crimineel

betekenis & definitie

1) (1940+) (jeugd) erg goed; fantastisch.

• Dat is net wat u zoekt voor die jongen. Een criminéél boek. (Simon Carmiggelt: Vergeet het maar. 1953)
• Krimineel. Alweer zo'n boeiende uitroep die de platenjassers aan onze taal hebben toegevoegd om te verhullen dat ze niet werkelijk kunnen zeggen waarom een bepaalde plaat goed is. In feite zijn ze -zoals Van Dale dit woord ook keurig omschrijft- daarmee 'schuldig aan een misdrijf'. (Rolf Boost: Draaiboek. 100 jaar plaat op alfabet gezet. 1977)
• Crimineel, mijn oren vallen er zowat af. (Renate Dorrestein: Is er hoop. 2009)

2) (1940+) (jeugd) uitroep van ergernis of verbazing.

• 'Twee personen. Overmorgenavond worden ze gedropt. We moeten ze 'n paar dagen hier schuil houden.” “Krimmeneel! Heb je mij nog niks van verteld!” sputterde Nico Melkert tegen z'n zwijgzame broer. (Jef Ersebeek: De laatste ronde. 1947)
• Crimineel, krijg ik die steen er niet af. (Renate Dorrestein: Echt sexy. 2007)

3) (19e eeuw) (inf.) in ergerlijke of hinderlijke mate.

• Crimineel, (zachte e), bw. — Crimineel zat, geweldig dronken, stomzat, Fr. ivre-mort, bij M. krimmenijl bezopen. Hij kan 'em zoo crimineel zat drinken, dat hij van niks ne meer en weet. — Dikwijls wordt zat onderdrukt. Hij is alle Zondagen crimineel. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1899)
• Want dat meneer 'r laatst had willen leeren om met Brussel en Berlijn te telefoneeren en dat ze met 'n schrikgil de gehoorbuis had laten vallen, toen ze geluid hoorde, dat was zóó krimmeneel stom geweest.... (Herman Heijermans: Gevleugelde daden: avonturen der eerste hollandsche luchtschippers. 1911)
• Een Amsterdammer spreekt van „fiament koud” (Fr. véhément) en „fimeus warm” (Fr. fameux), en de volgende woorden en zegswijzen komen vaak voor: Ik schaamde me effektief, hij had er geen sjenie in, de man verteert intersiek van sjagrijnigheid, zijn vrouw was in pesisie, krimineel dronken, hij is van de permetatie (parentage), hij kreeg er casueel de hik van, waar laboreer je an? In de contrije van de rijkdom, van z’n trametane raken; facie, (ver)amuseeren, (ver)affronteeren, krepferen. (De Telegraaf, 09/07/1914)
• We hebben nog lopers vanuit de oorlogstijd, toen de boel zo krimmeneel duur was. (Herman Heijermans: Droomkoninkje. 1924)
• Krimeneel, krimineel , krimmenail = I°. crimineel; 2°. zonderling, buitengewoon; 3°. zeer, erg. Hai was krimeneel bezoopm; hai kin krimmenail zoepm. (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• krimmeneel (< crimineel) 1) bijw. erg, in de hoogste mate Hij wa's krimmeneel zat; Teirl. (Taalkundige Bijdragen van Noord en Zuid, Volume 9,Nummer 2. 1958)
• 'k Heb 't zo krimmeneel in me knieën van 't de hele dag bukken... (Herman Heijermans: Toneelwerken. Volume 3. 1965)
• krimmeneeI, I. crimineel, merkwaardig. t Is tog wèl krimmeneel, dad nauw juist eij die preiz moz winne, eij è ter nau nèt et minste vóór gedaan. 2. heel erg. t Is krimmeneel, zóó ziek as tat minz is fan die pokke. (A.P.M. Lafeber: Het dialect van Gouda. 1967)
• Wat hij zag was iets dat zijn mooiste verwachtingen overtrof: twee jonge wijven die daar krimineel dronken lagen… (Louis Paul Boon: Als het onkruid bloeit. 1972)
• 't es crimineel: het is erg, verschrikkelijk. J'es crimineel dronke: hij is straalbezopen, lazarus. (Frans Debrabandere: Kortrijks woordenboek. 1999)
• Krimmeneel. bn. En bw. zie VD: crimineel: in ergerlijke of hinderlijke mate; ongehoord, vreselijk; (gew.) door en door dronken. Ha-j-is krimmeneil zat, krimmeneil zot, ma 't was krimmeneil kaad ! (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)
• Gisteren lieten vijftig criminologiestudenten zich dopen, zonder 'crimineel zat' te worden. (Het Nieuwsblad, 09/11/1999)

4) (19e eeuw) (Vlaanderen, inf.) stomdronken. ‘Hij is weer crimineel’.

• Hij is crimineel. Wanneer eene rechtzaak crimineel verklaard wordt, ziet het er erg uit. Daardoor is crimineel een superlatief geworden, om iets ergs uit te drukken. Zoo werd het vrij natuurlijk op den dronkaard toegepast. (A.E. B. Herroem: Bacchus in spreekwoordentaal, aangetoond in eenige honderden spreekwoorden en spreekwoordelijke gezegden. 1874)
• Veel gebruikelijker en tevens veel krachtiger zijn de volgende zegswijzen, die wij bezigen om een volslagen beschonkene te beduiden: „Er is crimineel'. Het woord „crimineel” schijnt een soort van superlatief te zijn om iets ergs uit te drukken, omdat wanneer eene rechtszaak crimineel wordt verklaard, het er niet pluis met den beschuldigde uitziet. (Limburger koerier, 30/09/1899)
• (M.A. van den Broek: Alcoholisch Spreekwoordenboek. 2000)